ECLI:NL:CRVB:2016:55
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing schadeverzoek en beoordeling van schadevergoeding in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B. Wernik, had een verzoek om schadevergoeding ingediend na een afwijzing van zijn bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. De rechtbank had het beroep tegen het besluit van het college gegrond verklaard, maar het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 19 november 2012 bijstand had aangevraagd, maar dat het college deze aanvraag buiten behandeling had gesteld omdat appellant niet was verschenen op een gesprek. Na een aantal besluiten en een tussenuitspraak van de rechtbank, werd de bijstand uiteindelijk toegekend over een bepaalde periode, maar het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de onrechtmatigheid van het besluit van 6 december 2012 is vastgesteld, maar dat de schade die appellant stelt te hebben geleden voortvloeit uit de vertraging in de betaling van de bijstand. De Raad heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en eerdere rechtspraak, waaruit blijkt dat de wettelijke rente als voldoende schadevergoeding wordt beschouwd voor de vertraging in de voldoening van een geldsom. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen grond is voor een hogere schadevergoeding dan de reeds toegekende wettelijke rente en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak is bevestigd voor zover deze is aangevochten.