ECLI:NL:CRVB:2016:514
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en terugvordering voorschot WW-uitkering na doorstart als zelfstandige
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging en terugvordering van een voorschot op de WW-uitkering van appellant, die na een doorstart als zelfstandige werkzaam was. Appellant ontving sinds 1 oktober 2009 een WW-uitkering en kreeg toestemming van het Uwv om gedurende een bepaalde periode met behoud van zijn uitkering een eigen bedrijf te starten. Na de startperiode heeft hij zijn werkzaamheden als zelfstandige gestaakt, maar is later opnieuw begonnen, wat leidde tot de beëindiging van zijn WW-uitkering. Het Uwv vorderde een bedrag van € 9.050,60 terug, omdat appellant een te hoog voorschot had ontvangen. Appellant stelde dat hij niet goed was geïnformeerd over de verrekening van zijn inkomsten, en dat hij ongelijk werd behandeld ten opzichte van ondernemers in een eenmanszaak. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en het Uwv handhaafde zijn standpunt in hoger beroep. De Raad oordeelde dat appellant niet gerechtvaardigd had vertrouwd op een andere verrekeningswijze dan die in de wet is vastgelegd. De Raad bevestigde dat er geen sprake was van ongelijke behandeling, omdat een directeur-grootaandeelhouder van een b.v. en een ondernemer van een eenmanszaak niet als gelijke gevallen kunnen worden beschouwd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.