In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het geschil betreft de afwijzing van een verzoek om een incidentele aanvullende uitkering (IAU) door het college van burgemeester en wethouders van Huizen. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had in eerdere besluiten van 5 november 2012 en 21 december 2012 gesteld dat er geen uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt was in Huizen, wat door de gemeente werd betwist. De Raad had eerder, op 17 november 2015, een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat de motivering van de staatssecretaris onvoldoende was. De staatssecretaris diende daarop advies in te winnen bij de Toetsingscommissie vangnet Participatiewet (TC), die in januari 2016 opnieuw concludeerde dat er geen uitzonderlijke situatie was. De Raad oordeelde dat de TC niet voldoende had ingegaan op de argumenten van Huizen en dat de staatssecretaris de gebreken in zijn eerdere besluiten niet had hersteld. Uiteindelijk heeft de Raad de eerdere besluiten van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.247,60 bedroegen.