Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten [Appellant A] en [Appellant B] tegen het Zorgkantoor DSW B.V. over de intrekking van hun persoonsgebonden budgetten (pgb's) voor zorg. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 december 2016 uitspraak gedaan. De appellanten hadden pgb's ontvangen voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), maar het Zorgkantoor trok deze in, stellende dat de zorg die zij hadden ingekocht niet kwalitatief verantwoord was. De rechtbank had eerder het beroep van appellanten gegrond verklaard en de besluiten van het Zorgkantoor vernietigd, maar het Zorgkantoor ging in hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat het Zorgkantoor niet aannemelijk heeft gemaakt dat in 2011 geen kwalitatief verantwoorde zorg is ingekocht. De Raad oordeelde dat de beoordeling van de kwaliteit van zorg niet voldoende was onderbouwd en dat het Zorgkantoor geen intern beleid had om de kwaliteit van zorg te toetsen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar voegde eraan toe dat dit niet betekent dat de zorg in 2011 als kwalitatief verantwoord kan worden gekwalificeerd. De Raad heeft het Zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van appellanten, die zijn begroot op € 1.488,-.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zorgkantoren bij de beoordeling van ingekochte zorg en de noodzaak van zorgvuldige onderbouwing bij besluiten die de rechten van zorgbehoevenden raken. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk rondom persoonsgebonden budgetten en de eisen die aan de kwaliteit van zorg worden gesteld.