ECLI:NL:CRVB:2016:5121
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toepassing van de dagloongarantie voor WIA-gerechtigden in het kader van de Werkloosheidswet en de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die eerder recht had op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van zijn dagloon in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De appellant stelde dat de dagloongarantie, die geldt voor WW-gerechtigden, ook van toepassing zou moeten zijn op WIA-gerechtigden. De Raad oordeelde echter dat de dagloongarantie niet van toepassing is op WIA-gerechtigden, omdat de wetgever bewust heeft gekozen om geen garantiebepaling voor het WIA-dagloon op te nemen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de Wet WIA geen wettelijke grondslag biedt voor de door appellant bedoelde dagloongarantie. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, aangezien WW-gerechtigden en WIA-gerechtigden niet als gelijke gevallen kunnen worden beschouwd. De Raad benadrukte dat het aan de wetgever is om eventuele gevolgen van de systematiek in het Dagloonbesluit te adresseren, en dat het Uwv rekening heeft gehouden met het loon en de uitkeringen die appellant in het refertejaar heeft genoten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.