ECLI:NL:CRVB:2016:5117

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 december 2016
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
16/824 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Functie F

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de korpschef van Politie. Appellant, die sinds 1 augustus 2008 werkzaam is bij de dienst, heeft betoogd dat hij recht heeft op de meest vergelijkbare LFNP-functie in domein 2. De Raad oordeelt dat het betoog van appellant slaagt, omdat de Handleiding de korpschef geen beoordelingsruimte biedt. De Raad heeft besloten dat appellant met terugwerkende kracht de LFNP-functie van Sectorhoofd in domein 2 krijgt toegekend en dat hij per 1 januari 2012 naar deze functie overgaat. De uitspraak volgt op een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het bestreden besluit herroepen, waarbij de korpschef is veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.976,- bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van de Handleiding en de dwingende formuleringen daarin, die de korpschef verplichten om de juiste matching toe te passen.

Uitspraak

16/824 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
21 december 2015, 14/3182 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van Politie (korpschef)
Datum uitspraak: 29 december 2016
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.G. Mulder hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Mulder. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. N. Bensoussan, mr. F.A.M. Bot en R.M.M. Paulssen.
Het onderzoek is ter zitting geschorst voor de duur van zes weken met het oog op een minnelijke regeling. Partijen hebben meegedeeld dat een regeling niet tot stand is gekomen en toestemming verleend om de zaak zonder nadere zitting af te doen, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Appellant is sinds 1 augustus 2008 aangesteld als [naam functie] bij de dienst [naam dienst 1] . De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is bij besluit van 21 oktober 2011 vastgesteld op de functie van [naam functie] . Tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van [Functie] E, gewaardeerd in salarisschaal 13, in het domein [Domein 1]. Bij besluit van 4 juli 2014 is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
Bij besluit van 2 oktober 2015 (bestreden besluit) is het besluit van 4 juli 2014 ingetrokken. Hierbij heeft de korpschef het bezwaar gegrond verklaard en het besluit van
16 december 2013 gedeeltelijk ingetrokken en gewijzigd, in die zin dat ten aanzien van appellant is besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van [Functie] F, gewaardeerd in salarisschaal 14. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de omstandigheid dat de korpschef bij het bestreden besluit op grond van de hardheidsclausule is afgeweken van de transponeringstabel, geen wijziging brengt in de uitgangspositie van appellant van [naam functie] , gewaardeerd in salarisschaal 13. Daarom kan, gelet op het bepaalde in de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013, bladzijde 26, (Handleiding) geen matching plaatsvinden in het domein [Domein 2] zoals appellant wenst. Immers, voor matching in het domein [Domein 2] is een korpsfunctiebeschrijving met leidinggevende aspecten met minimaal schaal 14 vereist. Dat met toepassing van de hardheidsclausule aan appellant een LFNP-functie met schaal 14 is toegekend, doet er niet aan af dat de organieke functie van appellant is gewaardeerd in schaal 13. Ter zitting bij de rechtbank heeft de korpschef nog opgemerkt dat die korpsfunctie geen eindverantwoordelijkheid kent, omdat de werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van het Diensthoofd worden uitgevoerd, en dat ook om die reden matching in het domein [Domein 2] niet is aangewezen. De rechtbank heeft de korpschef in zijn betoog gevolgd.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft gesteld dat hij er, onder meer gelet op zijn aanstellingsbesluit en gelet op de organisatiestukken [naam dienst 1] en [naam dienst 2] , gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat hij een functie gewaardeerd in salarisschaal 14 vervulde en dat hij op grond van de Regeling overgang naar een LFNP functie (Regeling) en de Handleiding (specifiek de bladzijden 24 en 26) in het domein [Domein 2] dient te worden gematcht. Hierin heeft de werkgroep matching geen enkele beoordelingsvrijheid. Appellant wijst er hierbij op dat uit de stukken niet blijkt dat het zou gaan om een persoonlijke schaal of om een beleidsbeslissing die afwijkt van de organieke functie-indeling. Ten slotte beroept appellant zich op het gelijkheidsbeginsel. Hij verwijst hiertoe naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 mei 2015 (ECLI:NL:RBZWB:2015:3649).
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit het bestreden besluit maakt de Raad op, zoals ook de rechtbank in 5.2 van de aangevallen uitspraak heeft vastgesteld, dat tussen partijen niet meer in geschil is dat uit het aanstellingsbesluit en het besluit uitgangspositie niet blijkt dat het bij de hogere schaal 14 niet om een organieke functiewaardering ging. Volgens de korpschef kan dan ook niet aan appellant worden tegengeworpen dat hij niet tegen de uitgangspositie is opgekomen.
4.2.
Appellant heeft betoogd dat aan hem de meest vergelijkbare LFNP-functie in het domein [Domein 2] toegekend had behoren te worden. Dit betoog slaagt. Het uitgangspunt bij de matching is dat een LFNP-functie met een overeenkomstige salarisschaal als de meest vergelijkbare functie heeft te gelden (‘matching op schaal’). De resultaten van deze matching zijn neergelegd in de (gewijzigde) transponeringstabel. Bij de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie zijn de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend. Artikel 5, vierde lid, van de Regeling geeft de korpschef de mogelijkheid om daarvan af te wijken indien na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van bijzondere gevallen. In dit geval heeft de korpschef bij het bestreden besluit deze hardheidsclausule toegepast omdat appellant een hogere salarisschaal had (schaal 14) dan die hoort bij de organieke functie, zodat hij de schaal uit het aanstellingsbesluit alsnog tot uitgangspunt voor de matching heeft genomen. De Raad is van oordeel dat daarmee moet worden uitgegaan van een gewijzigde uitgangspositie en dat, uitgaande van salarisschaal 14 zoals die na toepassing van de hardheidsclausule is gecorrigeerd, de korpschef de vervolgstap als beschreven in de Handleiding, te weten matching met de meest vergelijkbare functie in het domein [Domein 2], had behoren te zetten. De Handleiding geeft gezien haar dwingende formulering de korpschef immers geen beoordelingsruimte meer wanneer sprake is van een korpsfunctiebeschrijving met leidinggevende aspecten in schaal 14 en hoger. Onbetwist is dat in dit geval sprake is van leidinggevende aspecten. Zoals de handleiding vermeldt (pagina 26) “(moeten) deze korpsfunctiebeschrijvingen worden gematcht met de in het domein [Domein 2] overeenkomende salarisschaal. Hierin heeft de werkgroep matching derhalve geen enkele beoordelingsvrijheid”. Het betoog van de korpschef dat geen sprake was van eindverantwoordelijkheid mist hier relevantie en slaagt daarom niet. De Raad verwijst hierbij nog naar het als tweede genoemde voorbeeld op pagina 26 van de Handleiding, waarin die irrelevantie wordt erkend.
4.3.
De overige beroepsgronden van appellant behoeven gezien het voorgaande geen bespreking meer.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het bestreden besluit in zoverre vernietigen en het besluit van 16 december 2013 in zoverre herroepen.
5. Omdat de Handleiding de korpschef geen beoordelingsruimte geeft ziet de Raad de mogelijkheid zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat aan appellant over de periode
31 december 2009 tot en met 31 december 2011 met terugwerkende kracht de LFNP-functie van Sectorhoofd in het domein [Domein 2] krijgt toegekend en dat hij per 1 januari 2012 naar die functie overgaat.
6. Nu bij deze uitspraak het besluit van 16 december 2013 gedeeltelijk wordt herroepen, zal de korpschef op grond van artikel 8:75 in verbinding met artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht worden veroordeeld in de kosten van appellant in bezwaar. Deze worden begroot op € 992,- aan kosten voor verleende rechtsbijstand. Aanleiding bestaat verder de korpschef te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep voor verleende rechtsbijstand, begroot op € 992,-, nu de rechtbank het beroep gegrond had dienen te verklaren. Tenslotte bestaat aanleiding de korpschef te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, begroot op € 992,-. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.976,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 2 oktober 2015 voor zover is
besloten tot toekenning van een overgang naar de LFNP-functie van [Functie]
F;
- herroept het primaire besluit van 16 december 2013 in zoverre en bepaalt dat aan appellant
over de periode 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 met terugwerkende kracht
de LFNP-functie van Sectorhoofd in het domein [Domein 2] wordt toegekend en dat appellant
per 1 januari 2012 overgaat naar deze functie;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van
2 oktober 2015;
- bepaalt dat de korpschef aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht
van € 416,- vergoedt;
- veroordeelt de korpschef in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.976,-.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter en M.T. Boerlage en H. Lagas als leden, in tegenwoordigheid van A. Mansourova als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2016.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) A. Mansourova

HD