ECLI:NL:CRVB:2016:5091
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag van een ambtenaar wegens veroordeling voor geweldsmisdrijf en de gevolgen voor de werksituatie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die werkzaam was als [naam functie] op basisschool [naam school A], onderdeel van de Stichting Sirius. De appellant werd op 1 november 2013 door de politie aangehouden op verdenking van een delict en heeft later verklaard dat hij zijn vriendin verbaal en fysiek geweld had aangedaan. Na een aantal incidenten en gesprekken met het bestuur, werd appellant op 25 februari 2015 ontslag verleend, primair op basis van een onvoorwaardelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf en subsidiair wegens redenen van gewichtige aard. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen dit ontslag ongegrond.
In hoger beroep betoogde de appellant dat het bestuur niet op basis van de opmerkingen van de opsporingsambtenaren kon aannemen dat hij was veroordeeld voor een strafbaar feit. Hij stelde dat de redenen voor ontslag niet op zijn werksituatie betrekking hadden, maar op zijn privésituatie. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het bestuur terecht aannam dat de appellant was veroordeeld voor een geweldsmisdrijf en dat de omstandigheden van de veroordeling, evenals het niet informeren van het bestuur over de strafrechtelijke procedure, als redenen van gewichtige aard konden worden aangemerkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat redenen van gewichtige aard in overwegende mate betrekking moeten hebben op de persoon van de betrokkene en zijn directe werksituatie. De Raad concludeerde dat het bestuur bevoegd was om het ontslag te verlenen en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde.