ECLI:NL:CRVB:2016:4960
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het verzoek om een WIA-uitkering werd afgewezen. Appellant, die sinds 12 juli 2010 arbeidsongeschikt is door diverse medische klachten, had eerder al een afwijzing van het Uwv ontvangen. Het Uwv stelde dat appellant per 9 juli 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat door de rechtbank werd onderschreven. Appellant stelde dat zijn gezondheid was verslechterd en dat hij recht had op een WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank op goede gronden de medische beoordeling van het Uwv had onderschreven. De Raad concludeerde dat de in hoger beroep overgelegde medische informatie niet relevant was voor de data in geding en dat er geen aanleiding was voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellant in staat was om de voorgehouden functies te vervullen, zonder dat er sprake was van overschrijding van de belastbaarheid. De uitspraak werd gedaan op 21 december 2016.