ECLI:NL:CRVB:2016:4932
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA en behandelmogelijkheden
In deze zaak gaat het om de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die sinds 27 oktober 2010 wegens buik- en psychische klachten ziek is. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, terwijl het Uwv van mening is dat er op de datum in geding behandelmogelijkheden waren. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De Raad oordeelt dat de gedingstukken voldoende steun bieden voor het oordeel dat er op de datum in geding behandelmogelijkheden voor appellante waren. De Raad verwijst naar de medische informatie van de behandelaars van appellante en de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv. De Raad concludeert dat de inschatting van de verzekeringsarts dat verbetering van de belastbaarheid kan optreden, niet onjuist is. Het verzoek van appellante om een onafhankelijke deskundige te benoemen wordt afgewezen, en het hoger beroep van appellante slaagt niet.