Uitspraak
mr. I. Smit. Appellante en haar partner [partner] zijn ter zitting als getuigen gehoord.
OVERWEGINGEN
1 januari 2014 in de functie van bedrijfsleider voor gemiddeld 38 uur per week. Verder bevat dit stuk de gebruikelijke bepalingen over salaris, vakantie, pensioen, ziekte/arbeidsongeschiktheid en arbeidstijden. Onderaan dit stuk staat vermeld dat is getekend te Rijssen op 2 januari 2014.
[werknemer] , werknemer bij de V.O.F. en haar rechtsvoorgangers sinds 1 oktober 2007. In oktober 2013 is de [vof] beëindigd en [BV 2] opgericht, omdat de beoogde sanering inmiddels was doorgevoerd en appellante extern aan de slag wilde als interim manager, een functie die zij al eerder had uitgeoefend. [partner] zou de taken met betrekking tot administratie en personeel op zich nemen. Appellante zou met de bestaande administratieve kracht [partner] gedurende vier uur per week inwerken tegen een minimumloon. Al snel bleek het beperkte inwerken niet haalbaar te zijn om tot een spoedige overdracht van kennis te komen. Daarbij meldde de (enige) administratieve kracht op dat moment dat zij zwanger was, terwijl al eerder het vinden van een administratieve kracht heel lastig was gebleken. Hendriksen heeft appellante daarom verzocht om de werkzaamheden in dienst van [BV 2] te hervatten. Appellante is in december 2013 met [partner] in onderhandeling getreden en heeft bewerkstelligd dat zij fulltime in dienst zou treden van [BV 1] voor een salaris dat gelijk was aan het salaris dat zij elders zou (kunnen) verdienen als interim manager. In januari 2014 heeft [partner] een arbeidsovereenkomst opgemaakt die partijen hebben ondertekend. Later bleek dat dit een standaardovereenkomst voor een monteur was, waardoor er enkele in de situatie van appellante niet van toepassing zijnde bepalingen in stonden. Dit is gecorrigeerd en de arbeidsovereenkomst, waarbij appellante met ingang van 1 januari 2014 in dienst trad bij [BV 1] , is op
22 april 2014 opnieuw ondertekend, aldus nog steeds appellante.
1 januari 2014 fulltime arbeid bij [BV 2] heeft verricht en dat zij hiervoor loon heeft ontvangen. Weliswaar is de (laatste versie van de) schriftelijke arbeidsovereenkomst pas op 22 april 2014 getekend, maar dit staat op zichzelf niet in de weg aan de (al dan niet mondelinge) totstandkoming van de arbeidsovereenkomst op 1 januari 2014.
16 oktober 2014 dienen te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 12 februari 2015;
- draagt het Uwv op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 992,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt.