Uitspraak
9 oktober 2015, 15/1508 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2015. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had een aanvraag ingediend die door het college op 10 november 2014 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van betrokkene tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 20 februari 2015.
De rechtbank had in de eerdere uitspraak het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het college opgedragen om maatschappelijke opvang te bieden. Het college ging hiertegen in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad bevestigde dat een vreemdeling als betrokkene gebruik kan maken van de opvang in een VBL, die als voldoende wordt aangemerkt voor het bieden van opvang. De Raad oordeelde dat de voorwaarde van medewerking aan vertrek, die aan de opvang in de VBL is verbonden, niet onrechtmatig is en dat de beoordeling van deze voorwaarde aan de staatssecretaris is voorbehouden.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het hoger beroep van het college gegrond, vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.