Uitspraak
2 april 2015, 14/1311 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk strafontslag van een ambtenaar, appellant, die sinds 1 februari 2002 in dienst was bij Stadsdeel [stadsdeel 2] van de gemeente [gemeente]. Appellant kreeg in 2009 een berisping vanwege ongeoorloofd afwezigheid en niet-naleving van verzuimregels. In 2012 werd hem een voorwaardelijk strafontslag opgelegd, dat in 2012 ten uitvoer werd gelegd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de voorwaarde voor de tenuitvoerlegging van het strafontslag is vervuld, omdat appellant zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden. De rechtbank had eerder de tenuitvoerlegging van het strafontslag in stand gelaten, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant had zich op 8 maart 2012 niet bij zijn leidinggevende ziekgemeld, wat in strijd was met de gemaakte afspraken. De Raad oordeelt dat het voorwaardelijk strafontslag niet onevenredig is, gezien de eerdere berispingen en het herhaaldelijk plichtsverzuim. De persoonlijke omstandigheden van appellant, zoals zijn leeftijd en psychische klachten, zijn niet voldoende om tot een ander oordeel te komen. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellant af.