ECLI:NL:CRVB:2016:4764

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
15/3022 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor aanvullende ziektekostenverzekering op basis van noodzakelijke kosten en actualiteitsbeginsel

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door appellante voor de kosten van de aanvullende ziektekostenverzekering AV Optimaal. Appellante ontving bijstand op basis van de Participatiewet en had op 24 december 2013 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de maandelijkse premies van deze verzekering. Het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de kosten van de aanvullende verzekering niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan behoren zoals bedoeld in artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de besluitvorming van het college niet zorgvuldig is geweest, omdat zij in de toekomst mogelijk niet meer in aanmerking komt voor een aanvullende verzekering met een zwaardere dekking, gezien haar verslechterende gezondheid. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college terecht heeft gesteld dat de premies voor de AV Optimaal verzekering niet behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. De Raad heeft daarbij het actualiteitsbeginsel in aanmerking genomen, wat inhoudt dat bij de beoordeling van aanvragen voor bijzondere bijstand geen rekening wordt gehouden met toekomstige kosten. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellante niet slaagt.

Uitspraak

15/3022 WWB
Datum uitspraak: 13 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
24 maart 2015, 14/3877 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. N.E. van Uitert, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2016. Voor appellante is verschenen mr. Van Uitert. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. N.J. van der Veen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontvangt bijstand, laatstelijk ingevolge de Participatiewet.
1.2.
Op 24 december 2013 heeft appellante een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van de maandelijkse premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering AV Optimaal van € 36,95 per maand.
1.3.
Bij besluit van 3 februari 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 juli 2014 (bestreden besluit), heeft het college deze aanvraag afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 8 januari 2015 heeft het college aan appellante bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van de premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering AV Extra over 2014 ten bedrage van € 227,40.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB, dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het college ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft.
4.2.
Zoals ter zitting nader is toegelicht stelt het college zich op het standpunt dat de medische kosten die gedekt worden door de aanvullende ziektekostenverzekering AV Extra, noodzakelijk zijn. Deze ziektekostenverzekering biedt voldoende dekking voor appellante. De kosten van de ziektekostenverzekering AV Optimaal komen derhalve niet voor vergoeding in aanmerking. Het afsluiten van een dergelijke verzekering is een vrijwillige keuze. Appellante kan achteraf aan de hand van een jaaroverzicht van haar ziektekosten aannemelijk maken dat de noodzaak aanwezig is van een aanvullende ziektekostenverzekering AV Optimaal. Voor noodzakelijke medische kosten die niet of niet volledig gedekt worden door de aanvullende ziektekostenverzekering AV Extra kan appellante bovendien bijzondere bijstand aanvragen.
4.3.
Appellante heeft aangevoerd dat verrekening achteraf zich niet verhoudt met de verzekeringsgedachte die uitgaat van een betaling van een premie vooraf ter dekking van een risico dat nadien mogelijk kan ontstaan. Verder kan zij niet achteraf voor een mindere dekking kiezen, zij heeft de kosten voor de zwaardere dekking echter wel moeten maken. Gezien haar verslechterende gezondheid zal zij in de toekomst niet meer worden toegelaten voor een aanvullend pakket met een zwaardere dekking. Gelet op het vorenstaande is de besluitvorming van het college niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen.
4.4.
Volgens vaste rechtspraak, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 mei 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP7532, behoren de kosten van de premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB.
4.5.
Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de premies van de aanvullende ziektekostenverzekering AV Optimaal niet behoren tot de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. Hierbij heeft het college betrokken dat uit het jaaroverzicht van de ziektekosten van appellante over 2014 niet is gebleken dat zij kosten heeft gemaakt die wel door het AV Optimaal pakket gedekt werden, maar niet door het AV Extra pakket. Niet gezegd kan worden dat het college bezien vanuit de gedachte dat bijzondere bijstand slechts kan worden verleend voor noodzakelijke kosten in dit geval onzorgvuldig heeft gehandeld. In dit verband wordt gewezen op het zogeheten actualiteitsbeginsel dat aan de WWB ten grondslag ligt, wat ertoe leidt dat bij de toepassing van de WWB geen rekening wordt gehouden met mogelijke toekomstige kosten. Dat verrekening achteraf in strijd zou komen met de verzekeringsgedachte, wat daar ook van zij, doet aan het vorenstaande niet af. Dat appellante vanwege haar verslechterende gezondheidstoestand in de toekomst niet meer voor een zwaarder aanvullend pakket in aanmerking zou kunnen komen heeft het college weersproken, en is door appellante niet met verifieerbare gegevens onderbouwd. Reeds daarom kan deze grond niet slagen.
4.6.
Uit 4.4 en 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.L. Boxum en
J.H.M. van de Ven als leden, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2016.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) J.M.M. van Dalen

HD