ECLI:NL:CRVB:2011:BP7532

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/540 WWB + 09/6549 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor diverse kosten op basis van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van aanvragen voor bijzondere bijstand door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren. Appellant, geboren in 1930, en zijn echtgenote, geboren in 1932, ontvingen een ouderdomspensioen en hadden te maken met ernstige gezondheidsproblemen. De aanvragen voor bijzondere bijstand betroffen onder andere kosten voor reiskosten naar de huisarts, vervanging van de garderobe, hulp in de huishouding, premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering, uitvaartkosten, en kosten voor brillen en zonnebrillen.

De Raad oordeelde dat de premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan behoren, omdat het afsluiten van een dergelijke verzekering een vrijwillige keuze is. Ook de reiskosten naar de huisarts werden afgewezen, omdat deze kosten als algemeen noodzakelijk werden beschouwd en uit het reguliere inkomen moesten worden voldaan. Voor de garderobe was er geen noodzaak voor bijzondere bijstand, aangezien niet was aangetoond dat het gewicht van de echtgenote plotseling was toegenomen door medicijngebruik.

Wat betreft de hulp in de huishouding werd geoordeeld dat appellant een persoonsgebonden budget had, wat als een voorliggende voorziening werd beschouwd. De aanvraag voor uitvaartkosten werd afgewezen omdat appellant geen bewijsstukken had overgelegd. Tot slot werden de kosten voor brillen en zonnebrillen afgewezen, omdat appellant niet had aangetoond dat deze kosten noodzakelijk waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank Groningen en wees het hoger beroep af.

Uitspraak

09/540 WWB
09/6549 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
Op de hoger beroepen van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank Groningen van 16 december 2008, 08/320, (hierna: aangevallen uitspraak 1) en van 28 oktober 2009, 09/244 (hierna: aangevallen uitspraak 2),
in de gedingen tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren (hierna: College)
Datum uitspraak: 8 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L.G. Mellens-Schrage, advocaat te Hoogezand, hoger beroep ingesteld tegen aangevallen uitspraak 1. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen aangevallen uitspraak 2.
Het College heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2010. Appellant is met bericht niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.M. Klok, werkzaam bij de gemeente Slochteren.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren [in] 1930, en zijn echtgenote [naam echtgenote appellant] (hierna: [naam echtgenote]), geboren [in] 1932, ontvingen een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet en pensioen. [naam echtgenote], die vanaf 2003 in toenemende mate te kampen had met zeer ernstige gezondheidsklachten, is op 18 oktober 2010 overleden.
1.2. Op 4 januari 2007 heeft appellant voor diverse kosten een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Bij besluit van 3 oktober 2007, gehandhaafd bij besluit van 19 februari 2008, heeft het College voor het jaar 2007, rekening houdend met een draagkracht van € 874,80, een bedrag van € 20,47 aan bijzondere bijstand toegekend. Afgewezen is, voor zover thans van belang, de aanvraag voor bijzondere bijstand in de kosten van de maandelijkse premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering ExtraVerzorgd 3 bij Menzis ten behoeve van appellant en zijn echtgenote.
1.3. Op 8 januari 2008 heeft appellant wederom een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor diverse kosten. Bij besluit van 24 september 2008, gehandhaafd bij besluit van 3 maart 2009, heeft het College over de eerste helft van het jaar 2008, rekening houdend met een draagkracht van € 1.017,47 over het gehele jaar 2008, een bedrag van
€ 112,98 aan bijzondere bijstand toegekend. Voor zover thans van belang is de aanvraag voor de volgende kosten afgewezen:
-reiskosten naar de huisarts in Hellum;
-vervanging van de helft van de garderobe van [naam echtgenote];
-kosten voor de hulp in de huishouding;
-premies aanvullende ziektekostenverzekering;
-uitvaartkosten;
-kosten van een bril (boven € 50,--) en zonnebril.
2. Bij de aangevallen uitspraken 1 en 2 heeft de rechtbank de beroepen tegen de besluiten van 19 februari 2008 en 3 maart 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraken gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2. Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het College ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft.
Premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering 2007 en de eerste helft van 2008
4.3.1. De Raad begrijpt het standpunt van het College aldus, dat de premies van de aanvullende ziektekostenverzekering niet behoren tot de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB, omdat het afsluiten van een dergelijke verzekering een vrijwillige keuze is. In zijn verweerschrift in hoger beroep en ter zitting van de Raad heeft het College er voorts op gewezen dat op grond van het door de gemeente Slochteren tot 25 november 2008 gevoerde beleid bijzondere bijstand werd verleend voor noodzakelijke medische kosten die voortvloeien uit het niet aanvullend verzekerd zijn.
4.3.2. Appellant heeft aangevoerd dat er, gelet op de matige gezondheidstoestand van hemzelf en de slechte gezondheidstoestand van zijn echtgenote, zoveel medische zorg nodig was, dat het geen vrijwillige keuze, maar pure noodzaak was om een aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten. Het pakket ExtraVerzorgd 3 vergoedt onder meer kosten van brillen, geneesmiddelen en alternatieve behandelingen zoals acupunctuur, waarvan [naam echtgenote] gebruik heeft gemaakt.
4.3.3. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak met betrekking tot de Algemene bijstandswet van 7 januari 2003, LJN AF7402, waar ook het College naar heeft verwezen, behoren de kosten van de premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 39, eerste lid, van die wet. De Raad ziet geen aanleiding om daar voor de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB in beginsel anders over te oordelen.
4.3.4. Naar het oordeel van de Raad heeft het College zich, ondanks de matige gezondheidstoestand van appellant en de slechte gezondheidstoestand van [naam echtgenote], terecht op het standpunt gesteld dat de premies van de aanvullende ziektekostenverzekering niet behoren tot de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. De Raad heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat appellant en [naam echtgenote] op grond van het door het College gevoerde - buitenwettelijk begunstigend - beleid bijzondere bijstand konden aanvragen voor noodzakelijke medische kosten die voortvloeiden uit het niet aanvullend verzekerd zijn.
Reiskosten naar de huisarts
4.4.1. Het College heeft de vergoeding van de reiskosten naar de huisarts afgewezen op de grond dat deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die moeten worden voldaan uit het reguliere inkomen.
4.4.2. Ter zitting is gebleken dat het College de door appellant genoemde frequentie waarmee hij en/of zijn echtgenote de huisarts dienden te bezoeken niet bestrijdt. De afstand tussen de woning van appellant en het adres van de huisarts is echter dermate gering, dat voor de Raad niet aannemelijk is geworden dat de aan het huisartsbezoek verbonden kosten zodanig zijn dat van het hierboven genoemde, door de Raad onderschreven, uitgangspunt moet worden afgeweken.
Vervanging van de helft van de garderobe
4.5. Evenals het College en de rechtbank is de Raad van oordeel dat er geen noodzaak was tot het verlenen van bijzondere bijstand voor de vergoeding van een deel van de garderobe van [naam echtgenote]. De Raad heeft hierbij in aanmerking genomen dat niet met objectieve medische gegevens is onderbouwd dat het gewicht van [naam echtgenote] enkel vanwege medicijngebruik plotseling was toegenomen - ook niet met de in hoger beroep overgelegde verklaring van de wijkverpleegkundige van Thuiszorg Fivelland van 1 december 2008 - alsmede dat wel bijzondere bijstand is toegekend voor bewassingskosten en slijtage door incontinentie, zodat een deel van de gestelde vervangingskosten daaruit kon worden voldaan.
Kosten voor de hulp in de huishouding
4.6.1. Appellant ontving een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) om hulp bij het huishouden in te kopen. Naar aanleiding van ziekte van de zorgverlener heeft appellant bij brief van 17 december 2007 van het Servicecentrum PGB van de Sociale verzekeringsbank vernomen dat het loon van een zieke zorgverlener gedurende zes weken wordt vergoed. Appellant heeft het loon van de zorgverlener acht weken doorbetaald en heeft voor de twee weken die niet uit het PGB zijn vergoed bijzondere bijstand aangevraagd.
4.6.2. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
4.6.3. Met het College is de Raad van oordeel dat een PGB een aan de bijstandsverlening voorliggende, passende en toereikende voorziening is, zodat geen recht bestaat op bijzondere bijstand in de kosten voor de hulp in de huishouding. De omstandigheid dat appellant en [naam echtgenote] de voor hen vertrouwde zorgverlener na haar ziekte graag terugwilden is begrijpelijk, maar brengt niet mee dat voor de daaraan verbonden kosten bijzondere bijstand kon worden verleend.
Uitvaartkosten
4.7. Nu appellant geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt waarop deze kosten betrekking hebben, kunnen die kosten reeds daarom niet als kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB worden aangemerkt. De daarop betrekking hebbende aanvraag om bijzondere bijstand is dan ook terecht afgewezen.
Bril en zonnebrilglazen
4.8.1. [naam echtgenote] heeft voor een bedrag van € 638,-- een bril aangeschaft en voor € 109,-- glazen voor een zonnebril. Uit verificatie bij Hans Anders Opticiens is het College gebleken dat de bril daar voor een bedrag van € 150,-- had kunnen worden aangeschaft. Rekening houdend met de vergoeding van de ziektekostenverzekering van € 100,-- heeft het College een bedrag van € 50,-- aan bijzondere bijstand toegekend. Het College heeft de kosten voor de glazen van een zonnebril afgewezen op de grond dat deze kosten niet behoren tot de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan.
4.8.2. Appellant heeft aangevoerd dat het College niet heeft aangetoond dat de kosten van de bril bij Hans Anders Opticiens slechts € 150,-- bedroegen en heeft benadrukt dat de glazen voor de zonnebril ook op sterkte zijn geïndiceerd.
4.8.3. Het College voert het - door de Raad niet onredelijk geachte - beleid dat kosten niet noodzakelijk worden geacht indien de aanvrager kiest voor een duurdere voorziening dan strikt noodzakelijk is.
4.8.4. Het ligt op de weg van de aanvrager om aannemelijk te maken dat kosten waarvoor hij bijzondere bijstand aanvraagt noodzakelijk zijn. Appellant heeft niet met bewijsstukken aannemelijk gemaakt dat de verificatie door het College bij Hans Anders Opticiens onjuist zou zijn, terwijl voorts geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat het voor [naam echtgenote] noodzakelijk was om, naast een “gewone” bril ook te beschikken over een zonnebril op sterkte. Ook wat deze kosten betreft kan het hoger beroep derhalve niet slagen.
slot
5.1. De aangevallen uitspraken komen derhalve voor de bevestiging in aanmerking.
5.2. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa als voorzitter en R.H.M. Roelofs en J.N.A. Bootsma als leden, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2011.
(get.) J.F. Bandringa.
(get.) C. de Blaeij.
IJ