ECLI:NL:CRVB:2016:4757

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
15/3002 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AIO-aanvulling in verband met niet gemelde, ontvangen afkoopsom opgebouwd pensioen

In deze zaak gaat het om de herziening van de AIO-aanvulling van appellanten, die geen volledig ouderdomspensioen ontvangen vanwege jaren buiten Nederland. Appellante ontving in 2009 een netto afkoopbedrag van € 4.415,51 van het ABP voor haar opgebouwde pensioen. In 2013 dienden appellanten een aanvraag in voor AIO-aanvulling, die door de Sociale verzekeringsbank (Svb) werd toegekend. Echter, de Svb herzag deze AIO-aanvulling in 2013, omdat appellanten de ontvangst van de afkoopsom niet hadden gemeld. De Svb besloot dat het inkomen uit de afkoopsom per maand in aftrek zou worden gebracht op de AIO-aanvulling. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, waarna appellanten in hoger beroep gingen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de afkoopsom als inkomen moet worden gezien en niet als vermogen. De Raad stelt vast dat de afkoopsom geacht moet worden bestemd te zijn voor de periode na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De beroepsgronden van appellanten, dat de afkoopsom als vermogen moet worden aangemerkt, worden verworpen. De Raad bevestigt dat de Svb de afkoopsom correct heeft herleid tot een maandinkomen, rekening houdend met de gemiddelde levensverwachting. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

15/3002 WWB
Datum uitspraak: 13 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
24 maart 2015, 14/1306 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] (appellante) en [appellant] (appellant) te [woonplaats]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2016. Namens appellanten is verschenen mr. Nadaud. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvangen geen volledig ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW-pensioen), omdat zij jaren buiten Nederland hebben gewoond.
1.2.
In november 2009 heeft appellante van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) een netto afkoopbedrag van € 4.415,51 ontvangen als afkoop (afkoopsom) voor het door haar opgebouwde pensioen.
1.3.
Appellanten hebben op 2 april 2013 een aanvraag om bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) ingediend.
1.4.
Bij besluit van 17 april 2013 heeft de Svb aan appellanten een AIO-aanvulling toegekend met ingang van 9 april 2013.
1.5.
Bij besluit van 28 november 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 17 maart 2014 (bestreden besluit), heeft de Svb de AIO-aanvulling over de maanden oktober 2013 en november 2013 (periode) herzien door deze € 27,82 lager vast te stellen, de kosten van de over die periode uitgekeerde AIO-aanvulling tot een bedrag van € 27,82 van appellanten teruggevorderd en bepaald dat met ingang van december 2013 als inkomen uit de afkoopsom € 17,28 per maand in aftrek wordt gebracht op de AIO-aanvulling van appellanten. Aan de besluitvorming heeft de Svb ten grondslag gelegd dat appellante in november 2009 een afkoopsom ontvangen van het ABP, dat appellanten bij de aanvraag om bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling verzuimd hebben de ontvangst van deze afkoopsom aan de Svb te melden en dat het inkomen uit de afkoopsom wordt herleid naar een maandinkomen, met behulp van de tabellen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) met de gemiddelde levensverwachting.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellanten hebben aangevoerd dat de afkoopsom als vermogen dient te worden gezien omdat voor iemand die geen aanspraak maakt op de AIO-aanvulling de afkoopsom vermogen is. Daarbij dient te worden uitgegaan van de situatie op het moment dat het pensioen werd afgekocht en niet van de situatie op het moment dat de AIO-aanvulling werd aangevraagd. Het vermogen bleef beneden het vrij te laten eigen vermogen. Appellanten ontvingen een laag AOW-pensioen van gemiddeld € 940,- per maand en zij hebben vanaf november 2009 de afkoopsom, conform de bestemming van die afkoopsom, als aanvulling op het
AOW-pensioen in drieënhalf jaar tijd opgesoupeerd. Ten onrechte is de rechtbank eraan voorbij gegaan dat appellanten voordat zij in Nederland kwamen wonen geen recht hadden op een AIO-aanvulling.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraken van bijvoorbeeld 25 januari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP2458 en 31 juli 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3329) komen de door appellante bij wijze van afkoopsom van het ABP ontvangen middelen naar hun aard overeen met inkomsten uit arbeid en moeten die middelen geacht worden te zijn bestemd voor de periode na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Een pensioen is immers bedoeld als aanvulling op het AOW-pensioen. De beroepsgrond van appellanten, dat de afkoopsom als vermogen moet worden aangemerkt en vanwege de geringe omvang daarvan (want beneden de vrijlatingsgrens) buiten beschouwing moet blijven, treft dan ook geen doel.
4.3.
Aangezien de afkoopsom dient te worden toegerekend aan de periode waarop deze betrekking heeft, is niet van belang dat appellante de afkoopsom al heeft ontvangen voor de datum waarop de AIO-aanvulling is aangevraagd.
4.4.
Bij de beantwoording van de vraag of en zo ja, tot welk bedrag de door appellante ontvangen afkoopsom bij de beoordeling van de aanspraken op AIO-aanvulling in aanmerking moet worden genomen, moet worden vastgesteld voor welke periode deze afkoopsom geacht moet worden bestemd te zijn. De Raad heeft het eerder redelijk geacht om bij die vaststelling uit te gaan van de gemiddelde levensverwachting van de groep personen van 65 jaar (uitspraak van 13 mei 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AF8845). Deze levensverwachting kan blijkens de overlevingstafels van het CBS worden vastgesteld. De Svb heeft op deze wijze het bedrag van de afkoopsom herleid tot een inkomen per maand.
4.5.
Het gegeven dat appellanten in 2009 in Duitsland woonden en zij pas na terugkeer in Nederland een AIO-aanvulling konden aanvragen leidt niet tot een andere beoordeling omdat artikel 11, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (thans Participatiewet) bepaalt dat slechts personen die in Nederland woonachtig zijn aanspraak kunnen maken op bijstand. De beroepsgronden slagen niet.
4.6.
Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.L. Boxum en
J.H.M. van de Ven als leden, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2016.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) J.M.M. van Dalen

HD