In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de AOW-pensioen van appellante, die in Curaçao heeft gewoond. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had appellante niet verzekerd geacht voor de AOW in de periode dat zij in Curaçao woonde. De Raad oordeelde dat de Svb terecht tot deze conclusie was gekomen, omdat er een toereikende objectieve rechtvaardiging bestaat voor de beperking van de verzekeringsplicht tot ingezetenen van Nederland. De Raad is niet bevoegd om de AOW aan het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden te toetsen. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat de Raad nu bevestigde. De Raad vernietigde echter de eerdere beslissing van de Svb en de rechtbank, omdat de Svb een nieuwe beslissing op bezwaar had genomen, maar verklaarde het beroep tegen deze nieuwe beslissing ongegrond. De Raad oordeelde dat appellante geen nieuwe feiten had aangedragen die haar standpunt konden onderbouwen. De Svb werd veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.488,- bedroegen. De uitspraak benadrukt de juridische positie van Nederlanders die buiten Nederland wonen en de toepassing van de AOW-regels in die context.