Uitspraak
OVERWEGINGEN
6.Heroverweging / beschouwing:
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een appellant, die in Turkije woont, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant was als vrachtwagenchauffeur werkzaam via een uitzendbureau en viel op 21 oktober 2011 uit wegens ziekte. Het Uwv kende hem een Ziektewet-uitkering toe, maar legde later een maatregel op omdat hij zich niet aan de afspraken in zijn re-integratieplan zou hebben gehouden. De appellant maakte bezwaar tegen deze maatregel en vroeg om schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade. Het Uwv trok de maatregel later in, maar stelde dat het niet aansprakelijk was voor de schade omdat het besluit niet onrechtmatig was.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, maar de appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv, achteraf bezien, niet tot het opleggen van de maatregel had mogen overgaan. Het besluit van 11 februari 2013 werd als onrechtmatig aangemerkt. De Raad oordeelde dat het Uwv gehouden was om de appellant de schade te vergoeden die hij had geleden als gevolg van dit onrechtmatige besluit. Echter, de Raad wees de claims voor immateriële schadevergoeding af, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij geestelijk letsel had opgelopen dat als een ernstige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer kon worden beschouwd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, maar met verbetering van gronden.