Uitspraak
,hoger beroep ingesteld.
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die sinds 1 oktober 2009 werkzaam is als controleur openbare ruimte bij de gemeente [naam gemeente]. Appellant heeft verzocht om zijn aanstelling te wijzigen naar Medewerker handhaving en toezicht B, omdat hij meent dat hij alle taken verricht die bij die functie horen. Het college van burgemeester en wethouders van Diemen heeft dit verzoek afgewezen, met de motivatie dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn taken wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving van Medewerker handhaving en toezicht C. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar het college heeft in hoger beroep verzocht om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellant niet heeft aangetoond dat de aan hem opgedragen taken wezenlijk afwijken van de omschrijving in de functiebeschrijving van Medewerker handhaving en toezicht C. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de toevoeging van taken en de rol als aanspreekpunt, niet overtuigend geacht. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevochten, en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 1 december 2016.