ECLI:NL:CRVB:2016:4573
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van ZW-uitkering aan ex-werkneemster met betrekking tot eerste arbeidsongeschiktheidsdag en nawerking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een Ziektewet (ZW) uitkering aan een ex-werkneemster van appellante. De ex-werkneemster was werkzaam als leerling verzorgende, maar haar contract werd tijdens de proeftijd beëindigd op 1 maart 2013. Op dezelfde dag heeft zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen door het Uwv omdat zij ziek was. Op 15 mei 2013 heeft het Uwv haar een ZW-uitkering toegekend met terugwerkende kracht tot 1 maart 2013. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om de conclusie van de verzekeringsarts te betwisten en dat appellante niet had aangetoond dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag anders dan 1 maart 2013 moest worden vastgesteld. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen discussie heeft gevoerd over het exacte ontstaansmoment van de arbeidsongeschiktheid en dat er van rechtswege een WW-recht is ontstaan bij het einde van de dienstbetrekking.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor een andere eerste arbeidsongeschiktheidsdag dan 1 maart 2013. Ook is er geen grond voor het oordeel dat de ex-werkneemster in aanmerking had moeten komen voor een WW-uitkering, aangezien zij terecht als arbeidsongeschikt is aangemerkt. De Raad concludeert dat er sprake is van nawerking op grond van artikel 46 van de ZW, omdat de ex-werkneemster binnen vier weken na het einde van de verzekering ongeschikt tot werken is geworden. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.