1.3.Na het voornemen daartoe kenbaar te hebben gemaakt en na kennisneming van de zienswijze van betrokkene heeft het college bij besluit van 4 november 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 3 maart 2015 (bestreden besluit), het voorwaardelijk strafontslag tenuitvoergelegd met ingang van 6 november 2014. Hieraan is het volgende ten grondslag gelegd. Betrokkene heeft een declaratie voor het verrichten van piketdiensten in de periode van 18 september tot en met 25 september 2014 ingediend, terwijl hij in deze periode drie dagen ziek is geweest. Hiermee heeft hij zich opnieuw schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Verder heeft betrokkene ook anderszins onbetrouwbaar gedrag vertoond. Betrokkene heeft eind augustus 2014 aan vdB, uitvoerder [naam dienst], om verlof verzocht en daarbij ten onrechte gezegd genoeg verlof te hebben, als gevolg waarvan hem verlof is verleend en het aantal te veel opgenomen verlofdagen verder is toegenomen. Ook heeft betrokkene D, leidinggevende, verteld niets te weten van een betalingsachterstand van gemeentelijke belastingen, terwijl de invorderingsambtenaar daarover op dat moment al met hem had gesproken. Het college realiseert zich dat de privéomstandigheden van betrokkene niet eenvoudig zijn en het besluit ingrijpend is. Tegen de achtergrond van een historie aan plichtsverzuim en aanverwant gedrag, waarbij betrokkene meermalen is gewaarschuwd voor zwaardere straffen en veelvuldig met hem is gesproken om hem op het goede spoor te krijgen, is echter toch besloten tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafontslag.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en hiertoe, samengevat, het volgende overwogen. Betrokkene heeft een declaratieverzoek ingediend voor een hele piketweek, terwijl hij in die week drie dagen ziek was en zijn dienst door een ander is overgenomen. Nu op het declaratieformulier geen melding is gemaakt van het ziekteverzuim of het ruilen van de piketdienst gedurende enkele dagen, kan daaruit worden afgeleid dat betrokkene heeft beoogd om de piketdienst over de gehele periode van 18 september 2014 tot en met 25 september 2014 te declareren. Door voor de dagen dat hij ziek was toch een declaratie in te dienen, is sprake van ernstig plichtsverzuim. Hoewel piketdiensten onderling worden geruild, is niet aannemelijk dat het gebruikelijk was om niet-gewerkte uren toch te declareren en vervolgens onderling te compenseren. Het college heeft dit immers ontkend en betrokkene heeft het niet aannemelijk gemaakt. Nu de gedraging inzake de verlofaanvraag heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de proeftijd, kan die gedraging niet ten grondslag worden gelegd aan de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafontslag. Van het onjuist voorlichten door betrokkene van zijn leidinggevende over de betalingsachterstand kan niet worden gezegd dat sprake is van ernstig plichtsverzuim, zodat ook die gedraging, gelet op artikel 16:1:2, derde lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst, niet ten grondslag kan worden gelegd aan de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafontslag. Het ernstig plichtsverzuim inzake de declaratie kan betrokkene worden toegerekend, zodat het college bevoegd was om het voorwaardelijk strafontslag ten uitvoer te leggen. Het college heeft bij afweging van de belangen in redelijkheid gebruik kunnen maken van deze bevoegdheid.
3. De Raad komt naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling.
Het hoger beroep van betrokkene3.1. Betrokkene heeft herhaald dat de wijze van indiening van zijn declaratie overeenstemde met de gebruikelijke praktijk in de loop der jaren en dat dan ook geen sprake was van ernstig plichtsverzuim. De Raad kan zich hierin niet vinden en verwijst hiertoe naar de
onder 2 weergegeven overwegingen van de rechtbank ter zake. De Raad kan zich met die overwegingen verenigen en maakt deze tot de zijne.