ECLI:NL:CRVB:2016:4362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsverlening wegens verzwegen gezamenlijke huishouding en onweerlegbaar rechtsvermoeden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die gehuwd is geweest met A, heeft hoger beroep ingesteld tegen de terugvordering van bijstandsverlening door het college van burgemeester en wethouders van Heerhugowaard. De terugvordering is gebaseerd op het feit dat A, de ex-partner van appellant, niet heeft gemeld dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met appellant, wat leidde tot een onterecht ontvangen bijstandsuitkering. De Raad heeft vastgesteld dat appellant en A in de periode van 7 juni 2011 tot en met 24 januari 2013 een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd, ondanks de ontkenning van appellant. De Raad heeft daarbij zwaarwegende betekenis toegekend aan verklaringen van buurtbewoners en het gebruik van water en energie op de verschillende adressen waar appellant heeft gewoond. De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de kosten van bijstand van appellant terug te vorderen, omdat aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 59, tweede lid, van de WWB is voldaan. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.