ECLI:NL:CRVB:2016:4354

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
15/4624 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toegenomen arbeidsongeschiktheid van een beveiliger na psychische klachten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die als beveiliger werkzaam was en op 25 september 2009 uitviel met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 23 september 2011 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering. Appellant meldde zich op 13 september 2013 opnieuw arbeidsongeschikt, met de claim dat zijn arbeidsongeschiktheid was toegenomen. Het Uwv concludeerde echter bij besluit van 22 mei 2014 dat de mate van arbeidsongeschiktheid niet was gewijzigd, wat leidde tot een bestreden besluit dat in bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank Rotterdam bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 21 mei 2015.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de medische grondslag van het besluit ontoereikend was en dat zijn klachten waren toegenomen. Het Uwv verdedigde de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de claim van appellant dat zijn beperkingen waren toegenomen. De Raad concludeerde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen geen reden hadden om aan te nemen dat de situatie van appellant was veranderd ten opzichte van eerdere beoordelingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de eerdere oordelen onderschreven. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

15/4624 WIA
Datum uitspraak: 16 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
21 mei 2015, 14/8091 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. Haze, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2016. Appellant was aanwezig, bijgestaan door mr. Haze. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. W.M.J. Evers.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam als beveiliger op [naam vliegveld] . Hij is op 25 september 2009 uitgevallen met psychische klachten. Bij besluit van 5 augustus 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 23 september 2011 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Op 13 september 2013 heeft appellant zich per 2 juli 2013 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld.
1.2.
Bij besluit van 22 mei 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant niet is gewijzigd. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts van 4 april 2014 ten grondslag.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 10 oktober 2014 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 22 mei 2014 ongegrond verklaard. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van
24 september 2014.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Het onderzoek is gebaseerd op anamnese, dossieronderzoek en eigen onderzoek. Hetgeen in beroep is aangevoerd geeft geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft rekening gehouden met de door appellant in bezwaar overgelegde informatie van psycholoog E. Teeuw van 1 september 2014. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet opvragen van medische informatie niet zodanig onzorgvuldig is geweest dat het besluit om deze reden niet genomen had mogen worden.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat het besluit berust op een ontoereikende medische grondslag. Zijn beperkingen zijn niet goed ingeschat. De klachten zijn wel degelijk toegenomen en de belastbaarheid is verslechterd. De geselecteerde functies zijn niet geschikt.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
In de medische stukken bevinden zich onvoldoende aanknopingspunten voor het standpunt van appellant dat sprake is van toegenomen beperkingen. Er zijn geen andere diagnoses gesteld en het klachtenpatroon is niet veranderd. Appellant heeft klachten en beperkingen waarmee rekening is gehouden in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 oktober 2011. Een toename van de beperkingen is niet met objectieve medische stukken aangetoond. De functies zijn in medisch opzicht passend.
4.3.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de medische beoordeling juist en zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 4 april 2014 geconcludeerd dat de geclaimde medische verslechtering niet plausibel is en dat de belastbaarheid conform de eerder opgestelde FML van 5 oktober 2011 is. In zijn rapport van 24 september 2014 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat de situatie ten opzichte van de eerdere beoordeling is veranderd. De rechtbank heeft daarin terecht geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsartsen van het Uwv. De gronden van het hoger beroep zijn in essentie een herhaling van de gronden van het beroep. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden ingediend of nieuwe medische stukken ingebracht. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat het oordeel van de rechtbank niet juist is. De Raad kan zich geheel vinden in de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne.
5.
Uit hetgeen is overwogen in 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk als voorzitter en H.G. Rottier en
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2016.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) B. Dogan

TM