Uitspraak
OVERWEGINGEN
Uit hetgeen is overwogen in 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die als beveiliger werkzaam was en op 25 september 2009 uitviel met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 23 september 2011 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering. Appellant meldde zich op 13 september 2013 opnieuw arbeidsongeschikt, met de claim dat zijn arbeidsongeschiktheid was toegenomen. Het Uwv concludeerde echter bij besluit van 22 mei 2014 dat de mate van arbeidsongeschiktheid niet was gewijzigd, wat leidde tot een bestreden besluit dat in bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank Rotterdam bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 21 mei 2015.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de medische grondslag van het besluit ontoereikend was en dat zijn klachten waren toegenomen. Het Uwv verdedigde de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de claim van appellant dat zijn beperkingen waren toegenomen. De Raad concludeerde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen geen reden hadden om aan te nemen dat de situatie van appellant was veranderd ten opzichte van eerdere beoordelingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de eerdere oordelen onderschreven. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de aangevallen uitspraak.