ECLI:NL:CRVB:2016:4337
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens verstoorde verhoudingen en compensatie bij werkloosheidsuitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 29 december 2015 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam vernietigde. Appellant, werkzaam bij de bestuursdienst, kreeg op 15 maart 2014 ontslag op grond van verstoorde verhoudingen, wat leidde tot een impasse in de werksituatie. De rechtbank oordeelde dat het college appellant geen ontslagvergoeding had toegekend, wat de rechtbank onterecht vond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de situatie opnieuw beoordeeld. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om het ontslag te verlenen, maar dat de rechtbank ten onrechte de hoogte van de ontslagvergoeding had vastgesteld. De Raad oordeelde dat het college een overwegend aandeel had in de ontstane situatie, en dat appellant recht had op een hogere compensatie bovenop zijn werkloosheidsuitkering. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor wat betreft de ontslagvergoeding en bepaalde dat het college een compensatie moest betalen op basis van een factor 1. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.