ECLI:NL:CRVB:2016:4336

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
16/123 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bevordering wegens onvoldoende beoordeling voor de functie van senior GGP

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering van generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) naar senior GGP. Appellant had verzocht om bevordering op basis van het loopbaanbeleid, maar zijn verzoek werd afgewezen omdat hij niet beschikte over een beoordeling die boven de norm lag. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak na een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.

De Raad overweegt dat de korpschef de bevoegdheid heeft om het begrip 'boven de norm' nader in te vullen en dat de door hem gegeven invulling binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling blijft. Appellant had in zijn beoordeling zeven D-scores behaald, maar niet de vereiste beoordeling boven de norm. De Raad stelt vast dat de interpretatie van appellant over zijn beoordeling niet kan worden gevolgd, aangezien de beoordeling in rechte vaststaat.

De Raad concludeert dat de korpschef niet onterecht heeft gehandeld door het verzoek om bevordering af te wijzen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 november 2016.

Uitspraak

16/123 AW
Datum uitspraak: 10 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
27 november 2015, 15/1666 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N.D. Dane, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dane. De korpschef heeft zich, zonder bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam in de functie van generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) bij de voormalige politieregio [politieregio] , thans de [Eenheid 1] .
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (circulaire) in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782). Een van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). Dit loopbaanbeleid is de vastlegging van de binnen de politie gemaakte collectieve afspraken over de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of functie. Voor de doorstroming (bevordering) van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is in het loopbaanbeleid onder meer als vereiste gesteld dat sprake is van vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm. Het loopbaanbeleid voor bevordering van schaal 7 naar schaal 8 is met ingang van 1 januari 2013 beëindigd.
1.3.
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft alle korpschefs bij brief van 26 oktober 2012 bericht dat het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) tot de conclusie is gekomen dat het vaststellen van het begrip ‘boven de norm’ geschiedt per korps in overleg met de eigen ondernemingsraad.
1.4.
In april 2013 zijn door de Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP van het CGOP nadere uitvoeringsafspraken vastgesteld.
1.5.
Nadat binnen de [Eenheid 2] aanvankelijk verzoeken om bevordering wegens zwaarwegend dienstbelang werden afgewezen, is op 7 februari 2013 in een overleg van het CGOP besloten dat alle voor 1 januari 2013 ingediende aanvragen (opnieuw) in behandeling worden genomen conform de circulaire. Voorts zijn met de ondernemingsraad nadere afspraken vastgesteld ter uitwerking van het vereiste van een beoordeling boven de norm. Deze zijn vastgelegd in een beleidsdocument van 26 november 2013 (beleidsdocument). Dit luidt, voor zover hier van belang, als volgt: “Het vakmanschap moet worden aangetoond door middel van een recente beoordeling boven de norm. De beoordeling moet zijn opgemaakt tussen 1 november 2008 en 1 januari 2013. Een dergelijke beoordeling mag geen
A en/of B-score bevatten en moet ten minste 5 D-scores laten zien waarvan 2 D-scores in de kolom Professionaliteit, 2 D-scores in de kolom Persoonlijke omgang en Sensitiviteit
en 1 D-score in de kolom Resultaten. De beoordeling gaat over de GGP ervaring en heeft plaatsgevonden in het tijdvak 1-11-2010 tot en met 31-12-2012 (einde regeling).”
1.6.
Het functioneren van appellant in de periode 1 december 2009 tot en met 29 oktober 2012 is beoordeeld met onder meer zeven D-scores, waarvan twee in de kolom Professionaliteit, één in de kolom Persoonlijke omgang en Sensitiviteit en vier in de kolom Resultaten. Deze beoordeling, die geen A of B-scores bevat, is op 30 oktober 2012 door het bevoegd gezag vastgesteld. Appellant heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend.
1.7.
Appellant heeft op 26 november 2012 verzocht om bevordering op grond van het loopbaanbeleid. Nadat dit verzoek in eerste instantie wegens een zwaarwegend dienstbelang was afgewezen, heeft de korpschef bij besluit van 19 maart 2014, gehandhaafd bij besluit van 18 februari 2015 (bestreden besluit), het verzoek om bevordering opnieuw in behandeling genomen en alsnog en overeenkomstig het advies van de bezwarencommissie afgewezen op de grond dat appellant niet beschikt over een beoordeling boven de norm.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de aangevallen uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat aan de korpschef de bevoegdheid toekwam een nadere invulling te geven aan het begrip ‘boven de norm’ en dat de korpschef met de door hem gegeven invulling, zoals onder 1.5 weergegeven, binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is gebleven. Vergelijk de uitspraken van 30 juli 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2551 en ECLI:NL:CRVB:2015:2552). Niet van belang is dat de korpschef wellicht ook tot een andere invulling had kunnen komen. Dat deze invulling aan de hand van een steekproef heeft plaatsgevonden, waaraan volgens appellant slechts een beperkte statistische waarde kan worden toegekend, maakt dit evenmin anders.
4.2.
Het betoog van appellant dat hij door de gegeven invulling is overvallen, nu het beoordelingsreglement niet in de vaststelling van een eindscore voorziet en hij ervan uitging dat hij over een beoordeling boven de norm beschikte, kan hem niet baten. De interpretatie die appellant aan zijn beoordeling heeft gegeven dient voor zijn rekening en risico te komen. Voorts kan, nu de beoordeling in rechte vaststaat, geen betekenis worden gehecht aan appellants standpunt dat er in de kolom Persoonlijke omgang en Sensitiviteit een C-score is gegeven waarbij de gegeven toelichting zo positief is dat dit tot een D-score had moeten leiden.
4.3.
Tot slot heeft appellant betoogd dat de korpschef bij de invulling met de keuze voor een verdeling over de drie kolommen van de beoordeling ten onrechte is uitgegaan van de kerncompetenties van een senior GGP en daarmee een voorschot heeft genomen op de verwachte geschiktheid voor senior GGP, wat een zelfstandig vereiste is voor bevordering. Dit betoog slaagt evenmin. De Raad stelt vast dat de competenties waarop appellant is beoordeeld tot de competenties van de functie van appellant als generalist GGP behoren en de keuze voor een verdeling van de D-scores over de drie kolommen daar geen verandering in brengt. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit anders zou zijn.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma als voorzitter en J.J.T. van den Corput en
R.P.Th. Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2016.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) L.V. van Donk

HD