ECLI:NL:CRVB:2016:429
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een tweede aanvraag voor een woonvoorziening op grond van de Wmo
In deze zaak heeft appellante, die lijdt aan diverse lichamelijke aandoeningen, een tweede aanvraag ingediend voor een extra deur in de buitenberging op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De eerste aanvraag was eerder afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn. Het college heeft de tweede aanvraag afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze aanvraag in essentie gelijk zou zijn aan de eerste en er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren. De rechtbank Gelderland heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellante heeft in hoger beroep de afwijzing van de tweede aanvraag bestreden. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een herhaalde aanvraag. De Raad oordeelt dat de relevante feiten en omstandigheden sinds de eerste aanvraag gewijzigd kunnen zijn, en dat het college de tweede aanvraag niet terecht heeft afgewezen. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond, waarbij het bestreden besluit van het college wordt vernietigd. De Raad oordeelt dat appellante gevergd mag worden om door herinrichting van haar woning ruimte te creëren voor de opslag van levensmiddelen binnenshuis, en dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen.
De Raad veroordeelt het college in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.488,- bedragen, en bepaalt dat het college het griffierecht van € 162,- vergoedt. De uitspraak is gedaan op 27 januari 2016 door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.