ECLI:NL:CRVB:2016:4287
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- J.J.A. Kooijman
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Onvoorwaardelijk ontslag van politieambtenaar wegens plichtsverzuim door ongeoorloofde raadpleging van politiesystemen voor privédoeleinden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een politieambtenaar die onvoorwaardelijk ontslagen is wegens plichtsverzuim. De appellant, die sinds 14 april 2008 bij de politie werkte, heeft gedurende een langere periode politiesystemen geraadpleegd voor privédoeleinden. Dit gebeurde ten aanzien van meerdere personen, wat het vertrouwen van de korpschef in de appellant ernstig heeft beschaamd. De korpschef legde op 16 oktober 2013 de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag op, welke in een beslissing op bezwaar op 19 september 2014 werd gehandhaafd.
De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. De appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat hij onder druk was gezet tijdens zijn verklaring en dat de bevragingen mogelijk door collega's waren gedaan. Hij stelde ook dat zijn plichtsverzuim niet aan hem kon worden toegerekend vanwege psychische stress door stalking. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de korpschef bevoegd was om de disciplinaire straf op te leggen en dat de opgelegde straf niet onevenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om de gevolgen van zijn handelen in te zien.
De uitspraak benadrukt de hoge eisen die aan politieambtenaren worden gesteld op het gebied van betrouwbaarheid en integriteit, en dat het raadplegen van politiesystemen voor privédoeleinden niet acceptabel is. De Raad concludeerde dat de overige aan appellant verweten gedragingen geen bespreking behoefden, omdat het raadplegen van de politiesystemen op zichzelf al voldoende was voor de disciplinaire straf.