Uitspraak
12 oktober 2015, 15/3673 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
14 januari 2015 door de verzekeringsarts lichamelijk en psychisch onderzocht. Deze arts was op de hoogte van de lichamelijke klachten, waar bij het eigen onderzoek geen ernstige afwijkingen konden worden geconstateerd. Ook zijn de psychische klachten die door meerdere oorzaken zijn ontstaan, door de verzekeringsarts vertaald in beperkingen op de aspecten omgaan met emoties, conflicthantering en deadlines. De linkerschouder-, linkerbeenklachten en de psychische klachten geven volgens de verzekeringsarts weliswaar beperkingen, doch deze zijn niet zodanig ernstig dat appellante het werk van schoonmaakster voor 12,5 uur per week niet zou kunnen verrichten.
23 maart 2015 ontvangen. Hieruit blijkt dat de behandelend psychiater heeft gesteld dat sprake is van een depressieve stoornis, recidiverend, matig bij een gegeneraliseerde angststoornis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens appellante op
10 maart 2015 onderzocht. In het rapport van dezelfde datum heeft deze arts te kennen gegeven dat bij appellante al gedurende jaren sprake is van psychische- en pijnklachten. Hiermee heeft zij geruime tijd gewerkt. Specialistisch onderzoek in het verleden heeft geen afwijkingen aan het licht gebracht. Tevens is geen sprake van een multidisciplinair of activerend behandeltraject. Door de huisarts is appellante naar de psycholoog en de psychiater verwezen. Ze krijgt nu tweewekelijkse gedragstherapie. Door de reumatoloog is voorts geen reuma vastgesteld. Bij pijnklachten is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan een activerend behandelbeleid van toepassing. Naast de somatoforme stoornis en depressie in het verleden zijn geen andere diagnoses gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht appellante dan ook geschikt voor de maatgevende arbeid.
4.5. In hoger beroep heeft appellante ter onderbouwing van haar standpunt een e-mailbericht van psycholoog A. Kurt van 7 september 2016 ingebracht, waarin nogmaals wordt bevestigd dat bij appellante sprake is van zwakbegaafdheid. Zoals onder 4.4 is weergegeven is deze informatie door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de beoordeling betrokken. De gronden in hoger beroep zijn in essentie een herhaling zijn van de gronden in beroep. Deze gronden zijn afdoende door de rechtbank besproken, waarbij de rechtbank betreffende de waardering van een gestelde GAF-score terecht heeft gewezen op de uitspraak van de Raad van 11 april 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BW1513). Er bestaat dan ook geen aanleiding het inzichtelijk gemotiveerde standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden. Dit betekent dat tevens geen aanleiding wordt gezien om een onafhankelijk deskundige te benoemen.
4.6. Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat het Uwv op goede gronden heeft vastgesteld dat appellante per 15 januari 2015 geen recht heeft op ziekengeld. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.