ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3471

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/4571 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder 35%

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 23 juni 2008 het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had appellant op 1 augustus 2006 meegedeeld dat hij met ingang van 22 augustus 2006 niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. Appellant stelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn medische beperkingen en dat hij niet in staat was de geselecteerde functies te vervullen. Hij voerde aan dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige had benoemd en dat zijn behandelend psychiater, J.B. Mallens, had aangegeven dat werkhervatting niet mogelijk was.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht geen reden had gezien om te twijfelen aan de belastbaarheid zoals vastgesteld in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML). De Raad vond de argumenten van appellant niet overtuigend, vooral omdat de informatie van psychiater Mallens niet voldoende onderbouwd was. De Raad concludeerde dat de GAF-score van 60, die door Mallens was genoemd, niet duidde op onmogelijkheid om te werken, maar op matige problemen in sociaal functioneren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met T. Hoogenboom als voorzitter en H. Bedee en P.J. Jansen als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 juli 2009.

Uitspraak

08/4571 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 juni 2008, 07/2327 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.J. Bek, werkzaam bij Juridische Dienstverlening Nederland B.V. te Apeldoorn, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2009. Appellant is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.S. de Vries.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 1 augustus 2006 heeft het Uwv appellant bericht dat hij met ingang van 22 augustus 2006 niet in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), onder de overweging dat de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is ongegrond verklaard bij besluit van 3 mei 2007 (het bestreden besluit).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1. Appellant voert in hoger beroep aan dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn medische beperkingen en dat hij niet in staat is de door het Uwv geselecteerde functies, die ten grondslag liggen aan de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid, te verrichten. Appellant heeft daarbij verwezen naar hetgeen door hem in beroep bij de rechtbank is aangevoerd. Daaraan heeft appellant toegevoegd dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de door hem overgelegde informatie van de behandelend psychiater en dat de rechtbank een onafhankelijk deskundige had moeten benoemen. Verder heeft appellant ter ondersteuning van zijn standpunt nog nadere gegevens overgelegd van zijn behandelend fysiotherapeut.
3.2. Het Uwv heeft de Raad verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1. De rechtbank heeft naar het oordeel van de Raad terecht geen reden gezien om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid, zoals neergelegd in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 13 juli 2006. De Raad kan zich ook verenigen met de overwegingen die de rechtbank tot dat oordeel hebben gebracht.
4.2. De stelling van appellant dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de informatie van de behandelend psychiater J.B. Mallens, volgt de Raad niet. Blijkens zijn brief van 7 november 2007 is Mallens van mening dat werkhervatting gezien het klachtenniveau van appellant nog niet mogelijk is. Die mening van Mallens is echter niet onderbouwd met relevante gegevens of argumenten. De enkele verwijzing naar het klachtenniveau van appellant is onvoldoende grond om aan te nemen dat werkhervatting onmogelijk is. Verder is van belang dat de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapportage van 5 maart 2007 inzichtelijk heeft uiteengezet dat met de door Mallens in zijn brief van 25 januari 2007 genoemde diagnoses aanpassingsstoornis, stemmingsstoornis en persoonlijkheidsstoornis rekening is gehouden, nu in de FML meerdere beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. Ook onderschrijft de Raad de stelling van de bezwaarverzekeringsarts in de rapportage van 11 maart 2008 dat de door Mallens in eerdergenoemde brief van 25 januari 2007 aangegeven GAF-score van 60 niet wijst op de onmogelijkheid om te werken, aangezien een dergelijke score duidt op matige problemen in sociaal functioneren en werk. De rechtbank behoefde in dit verband dan ook niet over te gaan tot het benoemen van een deskundige voor het instellen van een onderzoek en ook de Raad ziet daar geen aanleiding toe.
4.3. Wat betreft de door appellant in hoger beroep overgelegde brieven van zijn behandelend fysiotherapeut van 16 januari 2008 en 16 december 2008, overweegt de Raad dat daarin geen reden is gelegen voor twijfel aan de medische grondslag van het bestreden besluit. Uit die brieven blijkt met name dat appellant sinds oktober 2007 nieuwe en toegenomen klachten heeft en zich in verband daarmee heeft aangemeld ter behandeling. Die klachten kunnen geen rol spelen bij de beoordeling die hier aan de orde is, omdat de klachten dateren van ruim na de datum waar het in deze zaak om gaat, te weten 22 augustus 2006.
4.4. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in de rapportage van 25 april 2007 voldoende gemotiveerd dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn te achten voor appellant. Daarbij heeft tevens overleg plaatsgevonden met de bezwaarverzekeringsarts. De stelling van appellant in de brief van 28 mei 2009 dat de functies ongeschikt zijn vanwege een belasting voor hand- en vingergebruik treft geen doel, omdat appellant blijkens de FML niet beperkt wordt geacht wat betreft hand- en vingergebruik.
5. Hetgeen is overwogen onder 4 leidt ertoe dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en H. Bedee en P.J. Jansen als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) T.J. van der Torn.
KR