ECLI:NL:CRVB:2016:4265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering teveel ontvangen voorschotten op de WW-uitkering; geen schending van het vertrouwensbeginsel en het evenredigheidsbeginsel
In deze zaak gaat het om de terugvordering van teveel ontvangen voorschotten op de WW-uitkering van appellant. Appellant had in 2010 een WW-uitkering aangevraagd en kreeg toestemming van het Uwv om gedurende een bepaalde periode als zelfstandige te werken. Het Uwv heeft appellant in totaal € 10.988,90 bruto teveel aan voorschotten op zijn WW-uitkering verstrekt, wat het Uwv later terugvorderde. Appellant stelde dat hij op basis van de informatie van het Uwv erop mocht vertrouwen dat de inkomsten uit zijn zelfstandige werkzaamheden slechts over een kortere periode zouden worden berekend en dat daarbij geen rekening gehouden zou worden met de ondernemersaftrek en de MKB-vrijstelling. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de inkomsten als zelfstandige correct had verrekend met de WW-uitkering, conform de wettelijke bepalingen. De Raad stelde vast dat er geen sprake was van schending van het vertrouwensbeginsel, omdat het Uwv geen ondubbelzinnige toezeggingen had gedaan die appellant gerechtvaardigde verwachtingen hadden gewekt. De Raad benadrukte dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het inwinnen van informatie over de startersregeling en dat hij niet tijdig had gehandeld om zich goed te laten informeren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.