ECLI:NL:CRVB:2016:4249
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellanten, die van 20 augustus 2004 tot en met 31 december 2011 bijstand ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft in het kader van een onderzoek naar inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel (KvK) vastgesteld dat appellant als gevolmachtigde van een bedrijf stond ingeschreven. Dit leidde tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Tijdens dit onderzoek zijn er diverse kasstortingen op de bankrekeningen van appellanten geconstateerd, die niet waren gemeld aan het college. Het college heeft vervolgens besloten de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, omdat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden.
De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat het college niet voldoende rekening heeft gehouden met hun persoonlijke omstandigheden en dat de motivering van het besluit niet deugdelijk is. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het college terecht heeft geconcludeerd dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten niet hebben aangetoond dat zij recht hadden op bijstand, ondanks de schending van de inlichtingenverplichting. De Raad heeft het hoger beroep van appellanten afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.