ECLI:NL:CRVB:2016:4184

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
16/2322 JW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens te late indiening

In deze zaak heeft appellante, de moeder van een jeugdige, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat zij het griffierecht niet tijdig had betaald. Appellante stelde dat er geen termijn geldt voor een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hier gaat om een hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak waarvoor de termijn van zes weken wel geldt. De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld, was op 1 februari 2016 aan partijen toegezonden, en het beroepschrift was pas op 14 april 2016 door de Raad ontvangen. Hierdoor was het beroepschrift niet tijdig ingediend. De Centrale Raad van Beroep verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 2 november 2016.

Uitspraak

16/2322 JW
Datum uitspraak: 2 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2016, 15/5029 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland (Stichting)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Stichting Jeugdbescherming heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak 15/2152, plaatsgevonden op
21 september 2016. Appellante is verschenen. De Stichting is, met bericht, niet verschenen. Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is de moeder van [naam jeugdige] (jeugdige), geboren [geboortedatum] 1997. Bij beschikking van 24 april 2009 van de rechtbank Utrecht, is appellante uit het gezag over de jeugdige ontheven en is Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland tot voogdes benoemd. Het Gerechtshof Amsterdam heeft deze beschikking bij beschikking van 20 april 2010, bekrachtigd.
1.2.
Bij brief van 22 juni 2015 heeft appellante de Stichting verzocht haar te informeren over de verblijfplaats van de jeugdige en over wie nu het gezag over hem uitoefent. Verder heeft zij de Stichting verzocht een bezoekregeling tot stand te brengen. Bij brief van 3 juli 2015 heeft appellante dit verzoek bij de Stichting nogmaals onder de aandacht gebracht.
2.1.
Appellante heeft op 11 augustus 2015 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bij 1.2 genoemde verzoek.
2.2.
De Rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak dit beroep niet‑ontvankelijk verklaard omdat appellante het griffierecht niet tijdig heeft betaald.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.1.
Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is afdeling 6.2 van de Awb met uitzondering van artikel 6:12 van de Awb van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep. Gelet op de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Awb geldt het volgende. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Over een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkheidsverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld, is op 1 februari 2016 in afschrift aan partijen toegezonden. Het beroepschrift is op 14 april 2016 door de Raad ontvangen. Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
4.3.
Volgens appellante is zij niet te laat, omdat er geen termijn geldt bij een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Appellante doelt daarbij kennelijk op het bepaalde in artikel 6:12, eerste lid, van de Awb waarin staat dat indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, het niet aan een termijn is gebonden. Het gaat hier echter niet om een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, maar om een hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak waarvoor de termijn van zes weken, gelet op de onder 4.1 genoemde wettelijke bepalingen, wél geldt.
4.4.
Appellante heeft geen omstandigheden in de zin van artikel 6:11 van de Awb aangevoerd.
4.5.
Uit wat onder 4.1 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep
niet-ontvankelijk is.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en M.F. Wagner en D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2016.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) I.G.A.H. Toma

NK