ECLI:NL:CRVB:2016:4179

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
15/4050 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake weigering Wajong-uitkering en medische geschiktheid van geselecteerde functies

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van haar Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren in 1990, had op 1 februari 2013 een aanvraag ingediend voor ondersteuning op grond van de Wet arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). Het Uwv had op 18 april 2013 besloten dat appellante met ingang van 27 mei 2013 geen recht had op een Wajong-uitkering. Dit besluit werd in bezwaar door het Uwv bevestigd op 7 oktober 2013. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellante gegrond, omdat zij ten onrechte niet was gehoord in bezwaar, maar bevestigde de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar klachten worden onderschat en dat de geselecteerde functies niet passend zijn vanwege haar allergieën en de mogelijkheid van ziekteverzuim boven de 25%. Het Uwv heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en onderschreven dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De geselecteerde functies zijn van lichte administratieve aard en sluiten nat en vochtig werk uit. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de functies in medisch opzicht passend zijn voor appellante.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 2 november 2016.

Uitspraak

15/4050 WWAJ
Datum uitspraak: 2 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
7 mei 2015, 13/6771 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. drs. A.H.J. de Kort, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2016, waar appellante is verschenen, bijgestaan door mr. De Kort. Voor het Uwv was aanwezig mr. M.W.A. Blind.

OVERWEGINGEN

1. Appellante, geboren [geboortedatum] 1990, heeft op 1 februari 2013 een aanvraag ingediend om ondersteuning op grond van de Wet arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van
18 april 2013 bepaald dat appellante met ingang van 27 mei 2013 geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij beslissing op bezwaar van 7 oktober 2013 ongegrond verklaard (bestreden besluit). Daaraan zijn rapporten ten grondslag gelegd van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 september 2013 en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 4 oktober 2013.
2. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep bij de aangevallen uitspraak gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd omdat appellante ten onrechte niet is gehoord in bezwaar. Ook zijn bepalingen gegeven over de proceskosten en het griffierecht. Aangezien appellante op dat moment haar standpunt volgens de rechtbank voldoende naar voren had kunnen brengen heeft de rechtbank zich de vraag gesteld of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen worden gelaten en die vraag bevestigend beantwoord. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze is verricht. De rechtbank is voorts van oordeel dat er geen reden is te twijfelen aan de juistheid van de getrokken conclusies. Met betrekking tot de beperkingen als gevolg van fibromyalgie heeft de rechtbank overwogen dat bij het opstellen van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) rekening is gehouden met deze aandoening. Ook is gebleken dat rekening is gehouden met de allergieën van appellante. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd dat uit informatie van een behandelend dermatoloog niet is gebleken dat appellante verdergaand beperkt is. Volgens de rechtbank is voldoende gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van appellante niet overschrijden. Dit betreft de functies van transportplanner, boekhouder loonadministrateur (beginnend) en administratief medewerker (beginnend). De rechtbank acht een ziekteverzuim van niet meer dan 25% niet excessief en daarom acceptabel.
3.1.
Appellante is het niet eens met deze uitspraak en is van mening dat de klachten die zij heeft, worden onderschat. Appellante heeft naar voren gebracht dat zij wegens haar allergieën geen nat en vochtig werk mag doen. Appellante heeft verder aangevoerd dat er altijd een mogelijkheid bestaat dat men in contact komt met formaldehyde en mercaptomix zodat het voor haar onmogelijk is de geduide functies te verrichten. Voorts heeft appellante aangevoerd dat haar ziekteverzuim boven de 25% zal komen wat zij baseert op de activiteiten die zij momenteel kan verrichten met haar beperkingen. Door het fluctuerend verloop van haar gezondheid acht appellante het onmogelijk om aan de in de functies genoemde deadlines te voldoen.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is of het bestreden besluit berust op een juiste medische grondslag en of de geselecteerde functies in medisch opzicht passend zijn voor appellante.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit en de overwegingen die tot dat oordeel hebben geleid, worden geheel onderschreven. Appellante heeft in hoger beroep grotendeels herhaald wat zij eerder in beroep heeft aangevoerd zodat hier in zoverre wordt volstaan met een verwijzing naar de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding tot het afwachten van de resultaten van een onderzoek dat appellante op 6 oktober 2016 zal ondergaan, nu dit onderzoek is gelegen ver na de datum in geding en appellante onvoldoende heeft toegelicht waarom de resultaten van dat onderzoek relevant zouden kunnen zijn voor haar medische situatie op de datum in geding.
4.3.
Ook wat betreft de vraag of de functies in medisch opzicht passend zijn voor appellante wordt het oordeel van de rechtbank onderschreven. De geselecteerde functies zijn van lichte administratieve aard en nat en vochtig werk komt daarin niet voor. Wat appellante verder heeft aangevoerd, namelijk dat er altijd een mogelijkheid bestaat dat men in aanraking komt met formaldehyde en mercaptomix, is zo algemeen en niet gerelateerd aan de geselecteerde functies, dat dit niet kan leiden tot het oordeel dat de functies in medisch opzicht niet geschikt zijn voor appellante. Bovendien heeft de behandelend dermatoloog in de brief van
18 december 2014 geschreven geen bezwaar te zien in administratief werk voor appellante. Dat het werken in die functies zou leiden tot een ziekteverzuim van meer dan 25% heeft appellante niet onderbouwd met medische stukken. Dit is dan ook niet aannemelijk geworden. Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat de geselecteerde functies in medisch opzicht passend zijn voor appellante.
4.4.
Uit wat in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter en J.S. van der Kolk en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2016.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) J.W.L. van der Loo

SS