ECLI:NL:CRVB:2016:4176
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het Uwv om aanvraag buiten behandeling te stellen wegens niet tijdig verstrekken van gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een man uit Turkije, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat de appellant niet binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens had verstrekt. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen deze beslissing niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift te laat was ingediend.
In hoger beroep stelde de appellant dat hij het bestreden besluit op 20 augustus 2014 had ontvangen en dat hij zijn beroepschrift op 29 augustus 2014 had verzonden. De Raad overwoog dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, maar dat de appellant niet in verzuim was geweest, aangezien hij het beroepschrift binnen de beroepstermijn had verzonden. De Raad oordeelde dat de rechtbank de ontvankelijkheid van het beroep niet correct had beoordeeld en vernietigde de aangevallen uitspraak.
Vervolgens beoordeelde de Raad of het Uwv terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld. De Raad concludeerde dat het Uwv bevoegd was om dit te doen, omdat de appellant de gevraagde gegevens niet had verstrekt, die noodzakelijk waren voor de beoordeling van de aanvraag. De Raad verklaarde het beroep van de appellant ongegrond en bepaalde dat het Uwv het griffierecht moest vergoeden.