ECLI:NL:CRVB:2011:BP3488

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5495 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op basis van klokuren eis

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die kinderbijslag ontving voor zijn dochter. Het beroepschrift was tijdig verzonden vanuit Marokko, maar werd pas na de termijn van zes weken ontvangen. De Raad oordeelde dat appellant niet in verzuim was, waardoor het hoger beroep ontvankelijk werd verklaard. De kern van de zaak betrof de vraag of de dochter van appellant voldeed aan de klokuren eis voor kinderbijslag, zoals vastgelegd in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de Regeling Klokuren 1998.

De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder geweigerd om kinderbijslag toe te kennen, omdat uit een rapport van de Attaché voor Sociale Zaken bleek dat de dochter gemiddeld minder dan 213 klokuren per kwartaal onderwijs volgde. Appellant stelde in hoger beroep dat zijn dochter wel degelijk aanspraakgevend onderwijs had gevolgd. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat het rapport van de Attaché niet zorgvuldig was opgesteld en dat zijn dochter niet voldeed aan de eisen voor kinderbijslag. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 4 februari 2011.

Uitspraak

09/5495 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2009, 08/3342 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 4 februari 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2011. Appellant is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellant ontving kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) ten behoeve van zijn dochter [ L], geboren [ in 1990]. Op 1 november 2007 heeft de Svb van het Institut Al Irfan te [woonplaats] een verklaring met betrekking tot [ L] ontvangen over het schooljaar 2007-2008. Vervolgens heeft de Svb de Attaché voor Sociale Zaken van de Nederlandse ambassade in Marokko verzocht een onderzoek in te stellen naar het aantal uren onderwijs dat [ L] volgt.
1.3. De Attaché voor Sociale Zaken heeft op 7 april 2008 een rapport uitgebracht, waarin is geconcludeerd dat [ L] tijdens het schooljaar 2007-2008 gemiddeld minder dan 213 klokuren per kwartaal onderwijs volgt en in totaal gedurende dit schooljaar minder dan 1600 uur aan het volgen van onderwijs besteedt.
1.4. Hierop heeft de Svb bij besluit van 24 april 2008 geweigerd aan appellant ten behoeve van zijn dochter [ L] kinderbijslag toe te kennen over het vierde kwartaal van 2007 tot en met het tweede kwartaal van 2008. Het bezwaar van appellant hiertegen heeft de Svb bij besluit van 25 juli 2008 (hierna: besluit op bezwaar) ongegrond verklaard. Daartoe is verwezen naar artikel 7 van de AKW en de Regeling Klokuren 1998.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant tegen het besluit op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat uit het onderzoek van de Attaché voor Sociale Zaken is gebleken dat niet is voldaan aan de vereisten zoals die zijn neergelegd in artikel 7, tweede lid, van de AKW, terwijl er evenmin sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Regeling Klokuren 1998.
3. In hoger beroep heeft appellant evenals in beroep gesteld dat [ L] in het schooljaar 2007-2008 wel degelijk aanspraakgevend onderwijs heeft gevolgd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het hoger beroep overweegt de Raad dat het beroepschrift binnen de beroepstermijn van zes weken per aangetekende post vanuit Marokko is verzonden. Hoewel het beroepschrift later dan een week na afloop van de beroepstermijn van zes weken is ontvangen, kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest, zodat het hoger beroep van appellant ontvankelijk is te achten. De Raad verwijst in dit verband kortheidshalve naar zijn uitspraak van 31 mei 2007, LJN BA6714.
4.2. Met betrekking tot de aangevallen uitspraak overweegt de Raad dat de gedingstukken en het verhandelde ter zitting de Raad geen aanleiding geven om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. De Raad onderschrijft de door de rechtbank in de aangevallen uitspraak gebezigde overwegingen en maakt deze tot de zijne. Niet in geschil is dat [ L] in het schooljaar 2007-2008 onderwijs heeft gevolgd aan het Institut Al Irfan te [woonplaats]. Bepalend is dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het rapport van de Attaché voor Sociale Zaken van 7 april 2008 niet zorgvuldig tot stand is gekomen en evenmin dat [ L] in het vierde kwartaal van 2007 tot en met het tweede kwartaal van 2008 voldeed aan de eis van een gemiddeld aantal van 213 klokuren per kwartaal of valt onder één van de uitzonderingen op de klokureneis als genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Regeling Klokuren 1998.
5. Gelet op het vorenstaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2011.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) M.A. van Amerongen.
TM
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade en qualité de président, T.L. de Vries et
E.E.V. Lenos comme membres, en présence de M.A. van Amerongen en
qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 4 februari 2011.