Uitspraak
.Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van de Nadort. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het beroep van appellant tegen het ontslag door het college van burgemeester en wethouders van Appingedam ongegrond werd verklaard. Appellant, die sinds 1 april 2007 werkzaam was bij de gemeente, had een verstoorde relatie met de gemeentesecretaris, wat leidde tot zijn ontslag op andere gronden. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de verhouding tussen appellant en de gemeentesecretaris ten tijde van het ontslagbesluit zodanig verstoord was dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant geen recht had op een Van werk naar werk-traject (VWNW-traject) en dat het college voldoende had gemotiveerd dat de arbeidsverhouding op 6 mei 2014 verstoord was. De Raad bevestigt deze oordelen en stelt dat de vaststellingsovereenkomst die op 19 december 2013 was gesloten, enkel betrekking had op de situatie waarin appellant wethouder zou worden. Er was geen verplichting voor het college om appellant een VWNW-traject aan te bieden. De Raad concludeert dat het college bevoegd was om appellant ontslag te verlenen en dat de aangeboden regeling passend was. Het hoger beroep van appellant slaagt niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.