Uitspraak
OVERWEGINGEN
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante, die ziek was na haar dienstverband als postsorteerder. Appellante had zich ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten, waarna een verzekeringsarts concludeerde dat zij ongeschikt was voor haar eigen werk, maar wel mogelijkheden had om ander werk te verrichten. Het Uwv besloot dat appellante per 8 mei 2014 geen recht meer had op ziekengeld, wat door de rechtbank werd bevestigd. In hoger beroep voerde appellante aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig was verricht en dat de conclusies van het Uwv goed gemotiveerd waren. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellante geen recht had op ziekengeld, en het hoger beroep werd afgewezen.