ECLI:NL:CRVB:2016:4112
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling van de (duur)belastbaarheid van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant had zich op 19 augustus 2013 ziek gemeld vanwege vermoeidheidsklachten, maar zijn contract eindigde kort daarna. Het Uwv heeft appellant in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld, maar concludeerde na een eerstejaars ZW-beoordeling dat hij in staat was om meer dan 65% van zijn loon te verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat zijn vermoeidheid door een slaapstoornis niet goed was ingeschat en dat hij een urenbeperking van vier uur per dag nodig had.
De Raad heeft de argumenten van appellant en de medische rapporten van zowel het Uwv als de door appellant ingeschakelde artsen beoordeeld. De Raad oordeelde dat de artsen van het Uwv zorgvuldig te werk waren gegaan en alle relevante informatie hadden meegenomen in hun beoordeling. De Raad concludeerde dat er geen objectieve medische redenen waren om aan te nemen dat de belastbaarheid van appellant was overschat. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak, waarbij hij oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad wees ook op de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de medische gegevens en de actieve rol van appellant in zijn dagelijks leven, wat in strijd was met de claims van een urenbeperking.