ECLI:NL:CRVB:2016:4105
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de lagere vaststelling en terugvordering van het persoonsgebonden budget (pgb) voor 2013
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had een netto persoonsgebonden budget (pgb) van € 22.172,71 ontvangen voor zorg in 2013, maar het Zorgkantoor Menzis had dit bedrag lager vastgesteld na een administratief vooronderzoek. Het Zorgkantoor concludeerde dat appellant niet voldoende verantwoording had afgelegd over de besteding van het pgb, wat leidde tot een terugvordering van € 12.253,20. De rechtbank had het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat de rechtbank ten onrechte geen rekening had gehouden met bijzondere omstandigheden, zoals de ziekte van zijn moeder en verkeerde voorlichting door het Zorgkantoor.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de omstandigheden van appellant, waaronder de gezondheidstoestand van zijn moeder, niet voldoende waren om de wettelijke eisen voor de verantwoording van het pgb te negeren. De Raad benadrukte dat de rechtmatigheid van de besteding objectief gecontroleerd moet worden en dat appellant had kunnen kiezen voor professionele hulp bij de administratieve verantwoording. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Zorgkantoor in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om het pgb lager vast te stellen en het teveel ontvangen bedrag terug te vorderen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.