ECLI:NL:CRVB:2016:410
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid na afwijzing WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die als kamermeisje/ontbijtmedewerkster werkte, had zich ziek gemeld met zwangerschapsklachten en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar in 2011 en 2013 geen recht op een WIA-uitkering toegekend, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante had geen rechtsmiddelen aangewend tegen deze besluiten.
In hoger beroep betwistte appellante de juistheid van de eerdere uitspraak en stelde dat haar fysieke en psychische beperkingen door de artsen van het Uwv waren onderschat. Ze voegde medische informatie van haar behandelend psycholoog en psychiater toe ter ondersteuning van haar standpunt. Het Uwv daarentegen stelde dat appellante haar stelling niet had onderbouwd met medische gegevens die betrekking hadden op de datum in geding.
De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De artsen van het Uwv hadden de belastbaarheid van appellante vastgesteld op basis van gedegen onderzoek en beschikbare medische informatie. De Raad bevestigde dat appellante geschikt was voor de eerder geselecteerde functies en dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.