ECLI:NL:CRVB:2016:4099
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering op basis van medische beperkingen en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die zich op 14 maart 2011 ziek meldde met schouderklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de uitkering op basis van een rapport van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, die concludeerden dat appellante met de vastgestelde beperkingen in staat was om passende functies te vervullen. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat haar beperkingen door het Uwv waren onderschat. De Centrale Raad van Beroep benoemde een orthopedisch chirurg, dr. J.B.A. van Mourik, om de medische situatie van appellante te beoordelen. In zijn rapport concludeerde Van Mourik dat appellante op de datum in geding, 11 maart 2013, een totaal ruptuur van de rotator cuff had, maar dat dit geen gevolgen had voor haar belastbaarheid op dat moment. De Raad oordeelde dat het deskundigenrapport overtuigend was en dat er geen redenen waren om de conclusies van het Uwv te betwisten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de juiste beperkingen hadden aangenomen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante medisch in staat was om de geduide functies te vervullen, waardoor de mate van arbeidsongeschiktheid op minder dan 35% werd vastgesteld. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.