ECLI:NL:CRVB:2016:4097
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de oplegging van een boete wegens het niet afsluiten van een zorgverzekering na aanmaning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die sinds 2003 in een TBS-instelling verblijft, kreeg van het Zorginstituut Nederland een boete opgelegd omdat hij na een aanmaning op 16 mei 2012 niet binnen de gestelde termijn van drie maanden een zorgverzekering had afgesloten. De boete van € 356,49 werd opgelegd op 31 augustus 2012, en het bezwaar van de appellant tegen deze boete werd ongegrond verklaard op 10 januari 2013. De rechtbank oordeelde dat de detentie van de appellant niet afdoet aan zijn verplichting om een zorgverzekering af te sluiten en dat hij niet had aangetoond dat zorgverzekeraars hem hadden geweigerd. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij de aanmaning niet tijdig had ontvangen en dat de kosten van de zorgverzekering waren afgedekt door een overeenkomst tussen VGZ en de minister van Veiligheid en Justitie. De Raad oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan de aanmaningen en dat het Zorginstituut verplicht was om een boete op te leggen. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een lagere boete rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.