Uitspraak
26 september 2014, 14/775 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die haar beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 januari 2016 uitspraak gedaan. Appellante had zich eerder ziek gemeld en ontving een uitkering op basis van de Wet WIA, maar het Uwv beëindigde deze uitkering omdat de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat haar beperkingen, voortkomend uit het ASIA-syndroom en andere medische aandoeningen, niet correct zijn beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoert, een herhaling zijn van de eerder in beroep aangevoerde gronden. De rechtbank had deze gronden al volledig en gemotiveerd besproken en het oordeel van de rechtbank wordt door de Raad onderschreven. Er is geen nieuwe medische informatie overgelegd die de beoordeling van het Uwv op 20 september 2013 in twijfel trekt. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.