ECLI:NL:CRVB:2016:3968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de rechtmatigheid van bijstandsverlening en de toepassing van de Maatregelenverordening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellanten ontvingen sinds 1 april 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een heronderzoek in juni 2012 bleek dat zij een bankrekening hadden waarover zij geen melding hadden gemaakt. Dit leidde tot de intrekking van hun bijstand over een bepaalde periode en de terugvordering van een aanzienlijk bedrag. Het college van burgemeester en wethouders van Hengelo had de bijstand verlaagd op basis van de Maatregelenverordening 2012, omdat de appellanten een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid zouden hebben betoond.
De Raad oordeelde dat de maatregel niet correct was uitgevoerd, omdat de verordening geen duidelijke criteria bevatte voor de hoogte en duur van de verlaging. De Raad concludeerde dat de gemeenteraad niet op de juiste wijze uitvoering had gegeven aan de verordenende bevoegdheid, waardoor de maatregel zijn verbindende kracht miste. De rechtbank had dit niet onderkend, wat leidde tot de vernietiging van de aangevallen uitspraak. De Raad verklaarde het beroep van de appellanten gegrond en herstelde de situatie door het besluit van het college te vernietigen en de bijstand te herroepen, aangezien er geen sprake was van een overschrijding van het vrij te laten vermogen.
Daarnaast werd het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de appellanten, die in totaal € 3.057,20 bedroegen. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke regelgeving en de zorgvuldigheid die vereist is bij het opleggen van maatregelen in het kader van sociale bijstand.