Uitspraak
M.J.H. Maas.
OVERWEGINGEN
woede-uitbarsting. De verzekeringsarts is tot de conclusie gekomen dat bij appellant geen sprake meer is van ziekte of gebrek en appellant wordt in staat geacht om zijn eigen werk volledig uit te voeren. Daarbij is volgens de verzekeringsarts van belang dat appellant bij het zoeken naar arbeid rekening houdt met zijn specifieke persoonskenmerken.
dr. J.J.M. van Hoof van 4 juli 2014 en 27 augustus 2014, het intakeverslag en behandelplan van M. van Tiel van juni 2014 alsmede de brief van Pro Persona van 9 oktober 2014 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gegeven om het eerdere ingenomen standpunt te wijzigen. In de rapporten van 4 september 2014 en 17 oktober 2014 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeld dat de uit de ingebrachte medische gegevens geen nieuwe medische feiten blijken. Allereerst is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep de DSM-IV classificatie geen nieuw medisch feit, omdat de daarmee samenhangende problematiek eerder op gelijkluidende wijze werd beschreven. De impulscontrolestoornis (woedeaanvallen) en de hoogbegaafdheid werden reeds onderkend en in bezwaar meegewogen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep werd de ontremming door alcohol al in 2012 vermeld en levert een classificatie of een diagnose geen nieuw medisch feit op wanneer de klachten als zodanig al uitgebreid zijn beschreven.
15 mei 2015 ten opzichte van de bevindingen van de zenuwarts Van Hoof van 4 juli 2014 en 27 augustus 2014 in essentie geen nieuwe gezichtspunten bevat. Blijkens het rapport van
8 september 2015 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een herbeoordeling verricht en daarbij als uitgangspunt genomen de door De Graaff gestelde diagnose Persoonlijkheidsstoornis Niet anders omschreven (NAO) met trekken uit het B-cluster. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit het rapport van De Graaff en uit het dossier dat voortdurende tegenslag, het ervaren van stressvolle situaties, alcoholgebruik, ervaren onrecht en relaties waarin geen gelijkwaardigheid is dan wel waarin appellant onder druk wordt gezet, arbeidsbeperkingen voor hem opleveren. Er is een kans op impulsdoorbraak met daardoor een risico op arbeidsuitval (verhoogd afbreukrisico) en relationele recidive. Afgezet tegen de functiebelasting van de maatstaf arbeid van controller/boekhouder is de verzekeringsarts bezwaar en beroep andermaal tot de conclusie gekomen dat appellant geschikt geacht moet worden voor zijn arbeid. Deze concludeert dat de kans op impulsdoorbraak in welk werk ook aanwezig is en niet specifiek gebonden is aan het verrichten van de maatgevende arbeid. Verder is geen sprake van intensief samenwerken en zijn relationele aspecten geen functie-eis. Er wordt door de artsen het Uwv geen belemmering gezien de maatgevende arbeid te verrichten. Er is geen reden aan deze conclusie te twijfelen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
C.P.J. Goorden als leden, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2016.