ECLI:NL:CRVB:2016:3925
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot vreemdelingen en de rol van de Vrijheidsbeperkende Locatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen de weigering om hem toe te laten tot de opvang in de Vluchthaven. Het college had de aanvraag afgewezen, waarbij het stelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt.
De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken en heeft vastgesteld dat de opvang in een VBL in het algemeen kan worden aangemerkt als een voldoende voorziening voor opvang. De Raad oordeelde dat de betrokkene, ondanks zijn aanvoeren dat hij niet tot de VBL wordt toegelaten, geen recht heeft op Wmo-opvang, omdat de VBL als een voorliggende voorziening wordt beschouwd. De Raad heeft het hoger beroep van het college gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, maar bevestigd dat de rechtbank terecht de dwangsom wegens niet tijdig beslissen heeft vastgesteld.
De uitspraak benadrukt de rol van de VBL in de opvang van vreemdelingen en de juridische mogelijkheden die betrokkene heeft om tegen de weigering tot toelating tot de VBL op te komen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd voor wat betreft de dwangsom, maar het beroep van betrokkene ongegrond verklaard voor het overige.