Uitspraak
4 september 2015, 14/4729 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door een vreemdeling. De betrokkene had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om hem toe te laten tot de opvang in de Vluchthaven. Het college had de aanvraag afgewezen, waarbij het bezwaar van de betrokkene werd aangemerkt als een aanvraag voor opvang onder de Wmo. De rechtbank had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het college opgedragen hem opvang te verlenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen als voldoende wordt beschouwd. De Raad concludeert dat de betrokkene, die aanvoert niet tot de VBL te worden toegelaten, hiertegen beroep kan aantekenen bij de vreemdelingenrechter. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de betrokkene ongegrond, waarmee de afwijzing van de aanvraag door het college wordt bevestigd.