Uitspraak
OVERWEGINGEN
IVA-uitkering.
BESLISSING
H. van Leeuwen als leden, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2016.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de toekenning van een WIA-uitkering aan appellante, die zich ziek had gemeld na een periode van werk als managementassistente. Appellante had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, waarbij het Uwv aanvankelijk een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80% vaststelde. Na bezwaar werd deze mate verhoogd naar 80 tot 100%. Appellante ging in beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep, dat zich richt op de vraag of appellante recht heeft op een IVA-uitkering, en of de arbeidsongeschiktheid duurzaam is.
De Raad oordeelt dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank had vastgesteld dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de beoordeling niet op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen. De Raad bevestigt dat de inschatting van de kans op herstel van appellante door de verzekeringsarts voldoende onderbouwd was en dat de medische informatie die door appellante was ingediend, niet leidde tot de conclusie dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij geen proceskostenveroordeling wordt opgelegd.