ECLI:NL:CRVB:2016:3829
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op basis van onvoldoende bijstandbehoevendheid en financiële transacties
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem. Appellanten, die in financiële problemen verkeerden na een verkeersongeluk, hebben op 14 oktober 2014 een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Het college heeft de aanvraag afgewezen op basis van de bevindingen van een onderzoek naar de bijstandbehoevendheid, waarbij onder andere de financiële transacties op de bankrekeningen van appellant zijn geanalyseerd. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden, ondanks hun beroep op leningen van een familielid. De rechtbank Gelderland heeft het beroep tegen de afwijzing van de bijstandsaanvraag ongegrond verklaard, maar de Raad heeft de uitspraak vernietigd voor zover deze geen oordeel gaf over de periode van 14 oktober 2014 tot 1 december 2014. De Raad heeft geoordeeld dat het college terecht heeft gesteld dat appellanten niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden en heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. De kosten van de rechtsbijstand zijn door het college vergoed.