ECLI:NL:CRVB:2016:3820
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet wonen op uitkeringsadres en de geldigheid van verklaringen in een andere taal
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving bijstand per 14 februari 2014, maar er ontstond twijfel over zijn woonadres. De gemeente Amsterdam startte een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand na een melding van een medewerkster van een stichting waar een andere bijstandsontvanger, K, woonde. Tijdens een huisbezoek op 10 oktober 2014 werd K aangetroffen op het uitkeringsadres, maar appellant was niet aanwezig. K verklaarde dat zij met haar dochter op het uitkeringsadres woonde, wat aanleiding gaf tot het intrekken van de bijstand van appellant. Appellant maakte bezwaar, maar het college handhaafde de intrekking. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de intrekking van de bijstand terecht was. De Raad benadrukte dat de belanghebbende verplicht is om juiste en volledige informatie over zijn woon- en leefsituatie te verstrekken. De verklaring van K, die in het Engels was afgelegd, werd als voldoende gedetailleerd beschouwd, ondanks de bezwaren van appellant over de communicatie. De Raad concludeerde dat de bevindingen van het huisbezoek en de verklaringen van K en S voldoende basis boden voor de conclusie dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.