Uitspraak
4 september 2015, 14/4494 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door een vreemdeling. De Raad heeft overwogen dat de opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) als een voorliggende voorziening kan worden aangemerkt, waardoor de noodzaak voor Wmo-opvang vervalt. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van de opvang in een VBL, en dat deze opvang voldoet aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden. De Raad concludeert dat het hoger beroep van het college slaagt, en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Raad verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor Wmo-opvang standhoudt. De uitspraak benadrukt de rol van de VBL in de opvang van vreemdelingen en de mogelijkheden voor vreemdelingen om tegen een weigering tot toelating tot de VBL beroep aan te tekenen bij de vreemdelingenrechter.